Van ambacht naar gemeente (Zie afbeelding 24.1.)
Vanaf 1795 was Nederland een vazalstaat van Frankrijk. De ambachtsheerlijkheden werden in de jaren daarna ‘omgedoopt’ tot gemeenten en de rechten van de heer werden afgeschaft. Het ambachtswapen werden geheel of gedeeltelijk door de nieuwe gemeenten overgenomen. In 1814 kreeg de Hoge Raad van Adel de opdracht van soeverein vorst Willem I de wapens te bevestigen.
Het wapen van Hazerswoude werd in 1816 beschreven: Van goud beladen met eene barre van keel waarop 3 vijfpuntige sterren van goud. Dit wapen is afkomstig van het wapen van de familie Van Matenesse. Deze droeg het wapen echter gespiegeld en had zespuntige sterren. Nicolaas van Matenesse werd in 1600 heer van Hazerswoude. Van Ollefen, die eind 18e eeuw vele steden en dorpen heeft beschreven, noteerde: Een zilver schild waarop en zwarte Balck, gaande schuins van de regter na de linkerhoek van boven en op dezelfde weder drie gouden Sterren met zes punten zijn afgebeeld.
(Zie afbeelding 24.2.)
Het ambachtswapen van Benthuizen verschilt nogal van het gemeentewapen. Van Ollefen beschrijft het als: linker schuinbalk met 3 achtpuntige sterren van goud. De schout van Benthuizen, Jan Hendrik Smedingh, beschreef in 1817 echter op verzoek van de Hoge Raad van Adel een raam van de Oude kerk waarop het wapen stond als volgt: Een Witte Grond met 9 groene Turven en een Veld waarop Een leeuw daaronder. Bij nader onderzoek, de schout bezocht nu zelf de kerk en bekeek op een ladder het raam. Hij kwam tot de conclusie dat de leeuw tot een ander wapen behoorde. Hij beschreef hetgeen hij zag als: Negen Tuirven zijn groen op een Wit Ivoiren grond, De streep in het midden van het onderste gedeelte is insgelijks Wit Ivoir en de twee zijstukken van de streep zijn Koorn blauw Couleur.
De Hoge Raad van Adel beschreef het gemeentewapen in 1817. Deze komt in grote lijnen overeen met het ambachtswapen.
(Zie afbeelding 24.3.)
Het wapen van Koudekerk aan den Rijn is pas in 1940 vastgesteld. Dat komt omdat in 1938 Koudekerk de toevoeging ‘aan den Rijn’ kreeg om het verschil aan te geven met het Zeeuwse Koudekerke. Het gemeentewapen is ontleend aan dat van de heren van het Koudekerkse kasteel Poelgeest: In azuur, een gouden dwarsbalk, vergezeld van drie zilveren adelaars, twee boven en één van onderen: het schild gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee paarlen.
Voor die tijd werd het ambachtswapen van ‘den Huize van Teylingen van Tol’ gebruikt: een zilveren schild, waarop men een op zijn agterste pooten staande leeuw ziet, beladen met een balk van sabel, voor de leeuw zijn vier en achter hem twee blokjes van sabel.
In de heraldiek gebruikt men bijzondere namen voor gewone kleuren: rood wordt keel genoemd, blauw lazuur of azuur, zwart sabel en groen synopel.
Gemeente Rijnwoude (Zie afbeelding 24.4.)
Nadat de drie gemeenten in 1991 fuseerden, werd er in 1992 een nieuw gemeentewapen ontworpen door Willem Vis. Het is samengesteld uit de drie afzonderlijke wapens: verdeeld door de omgekeerde gaffelsnede; rechts in keel een vijfpuntige ster van goud, links in azuur een adelaar van zilver, van onderen in zilver drie turven van sinopel, geplaatst één en twee. Het schild is gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee parels.
Het gemeentewapen staat ook afgebeeld op de penning van de burgemeestersketting. Deze ambtsketen gaat terug tot 16 november 1852 toen koning Willem III hierover een besluit uitvaardigde. Burgemeesters moesten voortaan een zilveren penning met een doorsnede van 40 strepen (4 centimeter) met aan de ene zijde het Rijkswapen of de beeltenis van Willem III en aan de andere dat van de gemeente dragen aan een zilveren ketting of een oranje lint. Om ‘bungelen op de borst’ te voorkomen moest het op de schouders aan ‘de rok of het opperkleed’ worden bevestigd. Tot halverwege de 20e eeuw droegen burgemeesters een rokkostuum bij officiële gelegenheden. De burgemeester moet de ketting dragen tijdens gemeenteraadsvergaderingen en bij officiële ontvangsten. Vertegenwoordigd hij of zij de gemeente dat moet het gemeentewapen op de penning zichtbaar zijn. Wordt het Rijk vertegenwoordigd zoals bij het uitreiken van Koninklijke onderscheidingen dan moet het Rijkswapen of de beeltenis van de vorst voor hangen.
Oranje boven (Zie afbeelding 24.5.)
Naast plaatselijke herkenningstekens zijn meestal ook de Nederlandse te zien. Zij verbinden de Nederlanders onderling maar geven ook de band met de Koninklijke familie aan. De meeste van deze tekens stammen uit de tijd van de Opstand en Willem de Zwijger. Het Wilhelmus dat in 1932 ‘Wien Neêrlands bloed’ opvolgde als volkslied was oorspronkelijk een propagandalied van de geuzen voor Willem van Oranje. Een afbeelding uit 1575 van Jan van Hout, de stadssecretaris van Leiden, toont voor het eerst een veelkleurige geuzenbanier in de livreikleuren van Willem van Oranje (wit en blauw) aangevuld met oranje. Nog voor 1650 was het oranje al door rood vervangen. Pas in 1937 werden deze kleuren officieel vastgelegd. Koningin Wilhelmina tekende op 19 februari het kortste Koninklijke Besluit ooit: ‘De kleuren van de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden zijn rood, wit en blauw’.
(Zie afbeelding 24.6.) De jaarlijkse ‘lintjesregen’ is de dag voor Koninginnedag en vanaf 2014 Koningsdag. Koning Willem I stelde in 1815 twee Orden in: de Militaire Willemsorde en de Orde van de Nederlandse Leeuw. Beide waren bedoeld om met name militaire of civiele prestaties van een persoon te belonen zonder dat de orde verbonden was met adeldom. In de loop der jaren kwam daar de Orde van Oranje-Nassau bij. Elk jaar weer worden plaatsgenoten onder valse voorwendselen naar het gemeentehuis gelokt om daar beloond te worden voor jarenlange inzet voor kerken, verenigingen, sociale groeperingen en bijzondere verdiensten. Sinds de herziening van het decoratiestelsel in 1996 komen steeds meer mensen uit bredere lagen van de bevolking in aanmerking voor een onderscheiding. Een grote eer voor velen. |