De kloosters van Sibculo en Albergen, ontstaan aan het begin van de 15de eeuw, waren via een voetpad met elkaar verbonden. De kloosterlingen baanden zich een weg door de moerassige veengebieden van Sibculo en De Pollen. Het verloop was via Paterswal (langs de westzijde van de Engbertsdijksvenen) en een deel (in oostelijke richting) van de Oude Hoevenweg, tot ongeveer de huidige christelijke school, om verder te gaan over het papenvonder (een losse plankbrug), via West-Geesteren naar Albergen. Anders gezegd: de genoemde paden kunnen bogen op een geschiedenis van circa 600 jaar. De Oude Hoevenweg en Paterswal zijn in 1922/1923 respectievelijk midden 1930 bestraat, waardoor het makkelijk werd om turf met paard en wagen af te voeren. Deze ingreep verloste de bewoners van de modderpaden waarin de zandwegen bij neerslag veranderden.
Zandhoogten in het veen
De Pollen is een oude aanduiding voor de zandhoogten of
-ruggen die verspreid lagen in dit moerassige veengebied. Er liep
een watertje door, dat oorspronkelijk als natuurlijke afvoersloot
diende voor water richting de Aa ten noorden van Almelo. Deze
Bavesbeek (later Schipsloot genoemd) werd benut voor het transport
van turf met platboomschuitjes. De Schipsloot is in de 17de eeuw
vanaf de huidige schoolplek richting het Oosteinde gegraven. In een
veel latere tijd is ook nog langs de Paterswal een Schipsloot
gegraven vanaf de veengronden het Oude gat en Ruslandvenen bij
Sibculo.
Bewoning
Rond 1800 vestigden zich de eerste bewoners van De Pollen bij
de huidige christelijke school. Rond 1785 was al sprake van
bewoning op de locatie die later de Nieuwe Hoevenweg is gaan heten.
De behuizing was indertijd zeer primitief. Men woonde zelfs in
hutten. Op de eerste kadastrale kaart uit 1830 staan vijf huizen
getekend in de buurt van de school. Een kaart uit 1880 duidt ook
een woonplek met de toevoeging "Waterharm" aan. Tot deze familie
behoorden de voorouders van de familie Nijeboer aan de Oude
Hoevenweg 90. Oudere ingezetenen praten tegenwoordig daarom nog
over "de waterboer". Opvallend is dat in die tijd de gemeente deze
(handvol) woonplekken onder de toenmalige huisnummering van
Bruinehaar liet vallen. Kort nadien werd ook aan de westzijde met
bebouwing begonnen door mensen die vooral uit andere streken van
Overijssel kwamen.
Monumentaal kabinetsorgel
De bewoners van de Pollen leefden vooral van de turfgraverij.
Begin 1900 kende de buurschap alleen al zo'n 35 turfschippers.
Behalve met handel in turf en een kleine boerenbedoening verdiende
men zijn brood in de textiel, in onder meer Almelo en Vriezenveen
(bij Jansen & Tilanus). De kleine kern kreeg in 1929 een
christelijke lagere school en in 1932 een eigen Nederlandse
Hervormde Kerk. Het kerkje is een rijksmonument, doordat het een
bijzonder instrument herbergt: een kabinetsorgel uit 1776, gebouwd
door J.H.H. Bätz als huisorgel voor de Haagse familie Faber van
Riemsdijk. Na verkoop aan de staatsman-historicus Guillaume Groen
van Prinsterer is het orgel na enige omzwervingen in 1932 in De
Pollen terechtgekomen.