In 1831 werd in Denekamp een Distributie Postkantoor aan het Kerkplein geopend. Dit was het gevolg van het aanleggen van de nieuwe kaarsrechte weg van Oldenzaal, via Denekamp en de grensovergang Rammelbeek naar Nordhorn. Het "postkantoortje" ontwikkelde zich voorspoedig en na een aantal jaren werd het verplaatst naar de Vledderstraat. In 1923 werd het nieuwe postkantoor aan de Burgemeester Hoogklimmerstraat geopend. Het pand kwam tot stand onder toezicht van de Rijksgebouwendienst. In 1999 werd het opgeheven en omgezet in het postagentschap Brummelhuis aan de Oldenzaalsestraat.
Met de buitenwereld verbonden
Een ½ eeuw na de opening in 1831 kwam er een nieuwe vorm van communicatie. Begin 1881 werd in Nederland op kleine schaal de telefoon ingevoerd, na een uitvinding van Alexander Graham Bell in 1876. In 1883 richtte het College van de gemeente Denekamp al bij Lijninspectie Rijkstelegraaf in Arnhem een verzoek in om hier ook gebruik van te kunnen maken. Het had veel voeten in de aarde voor brievengaarder Hendrik Jan Grooters en het duurde tot oktober 1883 voor het werd ingevoerd. In wezen betekende het één verbinding voor het gehele dorp, waarbij het telefoontoestel op het postkantoor was geïnstalleerd. Daarvoor moesten openingstijden worden vastgesteld door kantoorhouder Hendrik Houwings, die Grooters was opgevolgd. Hij kreeg het gedaan dat de telefoon wel op zondag, maar niet van 11 tot 12 uur gebruikt kon worden, omdat hij anders niet ter kerke zou kunnen gaan.
Acht telefoontoestellen in 1910
De invoering van een telefoonnet ging langzaam. Het zou nog tot
1904 duren alvorens de telefoon interlokaal, dus met aansluitingen
op meerdere plaatsen, werd aangesloten. Slechts twee Denekampers
maakten hier gebruik van. In 1910 bleken er acht toestellen te zijn
geplaatst. Naast de pioniers, dokter Hondelink en fabrikant Van
Wulfften Palthe, kwamen er ook nog aansluitingen bij
rijwielhandelaar Snoeijink, manufacturier en kruidenier Blokhuis,
het tramstation, Roessingh Udink en de hotels Veldman en Van
Blanken. De telefoonnummers hadden één cijfer, Hondelink had 1,
hotel van Blanken 8.
Het aantal telefoonbezitters groeide, in het dorp sneller dan in de
buurschappen. In 1950 had het dorp Denekamp 149 telefoonnummers. De
toenemende welvaart had tot gevolg dat niet alleen bedrijven, maar
iedereen via de telefoon bereikbaar werd. Andere vormen van
communicatie deden ingang: naast telefoon, leerde men omgaan met
middelen als telegraaf, telex, fax en internet. In de jaren
negentig kwam de mobiele telefoon in opmars. Alexander Graham Bell
had in 1876 niet kunnen bevroeden, dat ruim 1 eeuw later een
mobieltje voor jong en oud een algemeen gebruiksmiddel zou
zijn.
Van turf naar aardgas
Naast communicatie waren verwarming, elektriciteit en
watervoorziening basisvoorzieningen van de overheid, die in de
20ste eeuw ingevoerd werden. "Gas, licht en water" werd een begrip.
Het huis verwarmde men tot na de Tweede Wereldoorlog met turf, hout
en kolen. Na de Tweede Wereldoorlog zou Nederland een belangrijke
energiebron aanboren. In 1948 in Coevorden, maar ook in Breklenkamp
en later een geweldige aardgasbron in Slochteren in Groningen. Het
gas uit Breklenkamp ging voor zuivering naar een
ontzwavelingsinstallatie in Klein Agelo, vanwaar het werd
samengevoegd met aardgas uit de andere bronnen en onder meer
getransporteerd naar de elektriciteitscentrale van Lingen. Was turf
en kolen eeuwenlang hét stookmiddel, Nederland en dus ook Denekamp
ging over op aardgas.
Kaarsen, olie en petroleum waren eeuwenlang de methoden geweest
voor verlichting van de vaak donkere huizen. In 1903 brandden er
vier gaslantaarns als straatverlichting in het dorp. Na de Eerste
Wereldoorlog werd gebruik gemaakt van elektriciteit, opgewekt
met generatoren. Een gemeentelijk "lichtcommissie" bepaalde het
beleid en nam initiatieven in de richting van "stroomleverancier"
Hengelose Electriciteitscentrale. Dat ging gefaseerd, het dorp en
daarna de buurschappen, waarbij bijvoorbeeld Lattrop en Tilligte
tot 1929 moesten wachten tot ze konden profiteren van de nieuwe
elektriciteitsvoorziening. Tussen 1974 tot 1980 werd het Denekampse
500 km lange bovengrondse elektriciteitsnet vervangen door
ondergrondse kabels.
Ook de drinkwatervoorziening werd in de eerste helft van de 20ste
eeuw door de burger zelf geregeld. De enige overheidsbemoeienis was
omstreeks 1910 de plaatsing van twee dorpspompen in de Grotestraat
en op de Brink. In 1930 probeerde burgemeester Wynia een centrale
waterleiding op te zetten, maar de komst van de Tweede Wereldoorlog
gooide roet in het eten. Pas in de jaren vijftig kon worden gestart
met de aanleg van een centrale waterleiding.