In de duinen bij Schoorl stonden in 1997 mannen van Staatsbosbeheer met shovels klaar om een bres te slaan in een duizendjarige traditie. Voor het eerst werd de zee aan de Noord-Hollandse kust weer binnengelaten in plaats van buitengesloten. Dwars door de eerste duinenrij groeven zij een geul, de Kerf, waardoor de Noordzee bij extra hoog water vrij in de achtergelegen duinvallei kon stromen. In de vochtige strook eromheen groeiden al snel weer bijna verdwenen duinplanten als de Parnassia.
De Kerf is het eerste grote voorbeeldproject van 'dynamisch kustbeheer', een nieuwe manier van omgaan met het duingebied en de verwachte zeespiegelstijging. Op meer plaatsen in Kennemerland wordt het historische landschap in ere hersteld. Zoals de middeleeuwse duinakkertjes in het gebied van lage ronde duinen bij Egmond, de nollen. Of in de parken en tuinen rond oude landgoederen en buitenplaatsen, onder meer bij de Nijenburg in Heiloo en de landgoederen Woestduin, Marquette en De Hartekamp bij Heemstede en Bloemendaal.
Na de Waddenzee vormen de duinen langs de Hollandse kust nog altijd het grootste aaneengesloten natuurgebied van Nederland. Van oudsher stond het beheer er in het teken van de kustbeveiliging. Om de duinenrijen op hun plaats te houden werden ze beplant met helmgras en eind negentiende eeuw op grote schaal met naaldbos, dat ook bestemd was voor de houtkap. Duinvalleien en stuifkuilen werden volgestort met zand. De grootscheepse exploitatie van de duinen als waterwingebied en productiebos zorgde voor verdroging en verzuring van de bodem en achteruitgang van de natuurlijke diversiteit aan planten en dieren. Ook woningbouw en de 'verbolling' - het afgraven van de binnenduinrand en de oude strandwallen voor de bloembollenteelt - tastte het oude landschap aan. Natuurbeschermingsorganisaties als het Noord-Hollands Landschap en Natuurmonumenten kwamen vanaf de jaren '70 met succes in het geweer om de bijzondere natuur in Kennemerland te behouden en terug te brengen, onder meer door het opkopen van terreinen. Ook de waterbedrijven doen sinds een aantal jaren actief aan natuurbeheer en het uitdragen van een 'groen' imago, onder meer met de inrichting van bezoekerscentra. In de Amsterdamse Waterleidingduinen en het Noord-Hollands Duinreservaat worden riet- en zuiveringsmoerassen aangelegd om het water langer vast te houden en de waterkwaliteit te verbeteren. Toch gaat er door infiltratie van Lek- en IJsselmeerwater al tientallen jaren meer 'vreemd'- en ondanks voorzuivering te voedselrijk - water in dan er oorspronkelijk duinwater uit komt.
'Groene' en andere belangen gaan ook op andere fronten niet altijd samen. Een schaduwkant van de natuurbouw in de duinen is dat de bodem wordt omgewoeld op plaatsen waar niet zelden bijzondere archeologische sporen aanwezig zijn. Niet alleen van menselijke activiteit uit de afgelopen eeuwen zoals de bleekvelden of de duinakkers. Want onder de zandpakketten die in de Middeleeuwen zijn opgestoven, ligt een compleet begraven landschap met bewoningssporen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling en zelfs uit de prehistorie. Bij recent onderzoek zoals op het opgravingsterrein 'Groot Olmen' bij Bloemendaal is gebleken dat deze zeldzame sporen vaak verrassend goed bewaard zijn gebleven. De Noord-Hollandse duinen behoren daarmee tot de belangrijkste archeologische vindplaatsen van Nederland.
Geen oud, maar juist een nooit eerder bestaand landschap vormt zich vóór de kust van Kennemerland. Ook hier verdelen vragen van nut, schoonheid, milieu en economisch belang voor- en tegenstanders. In zee voor de kust van Egmond en IJmuiden draaien de wieken van rijen tientallen meters hoge windturbines van de windmolenparken NoordzeeWind en Prinses Amalia. Zij zorgen voor de opwekking van de 'groene' stroom die bij een deel van de Kennemer huishoudens uit het stopcontact komt.