Van 1940 tot 1945 was Nederland in oorlog met het Duitsland van Adolf Hitler. Vijf dagen na de inval op 10 mei 1940 gaf het Nederlandse leger zich over en begon een jarenlange bezetting. De gevolgen daarvan leken in eerste instantie mee te vallen, maar naarmate de oorlog vorderde, ondervonden steeds meer Nederlanders de consequenties van de Duitse onderdrukking: Joden en tegenstanders werden naar concentratiekampen afgevoerd en honderdduizenden mannen moesten gedwongen werken in de Duitse oorlogsindustrie.
De gevechten in mei 1940 waren vooral in het oosten van Noord-Brabant heftig. Ook na de Nederlandse overgave werd de provincie geregeld geconfronteerd met oorlogsgeweld. De geallieerde luchtmacht bombardeerde in toenemende mate militaire en industriële doelen, vooral in Duitsland. Bijna dagelijks vlogen er enorme luchtvloten over de provincie. En af en toe werden ook Brabantse doelen bestookt door de geallieerden. Het Duitse leger verweerde zich met luchtafweergeschut en jachtvliegtuigen. Een groot deel van die strijd werd in het Brabantse luchtruim uitgevochten.