In september 1885 stelde het stadsbestuur van Utrecht één van de wandelstroken aan de Maliebaan open voor fietsers. 45 fietsers hadden hier in een brief om gevraagd. Dit was het eerste echte fietspad in Nederland! De bestaande straten waren geplaveid met kinderkopjes en waren ongeschikt om te fietsen. De opengestelde wandelstrook was voorzien van gravel. Fietsers konden er zonder al te veel schokken rijden. Ze hadden bovendien voorrang. Voetgangers moesten uitwijken en ruiters mochten er niet komen. Op het pad werd druk gefietst. Vooral op mooie zondagen was het druk op de Maliebaan. Brievenschrijvers in De Kampioen klaagden erover dat wandelaars onvoldoende aan de kant gingen. Ze vonden ze arrogant. De Kampioen was een tijdschrift uitgegeven door de nieuwe Algemene Nederlandse Wielrijdersbond, die in 1883 aan diezelfde Maliebaan was opgericht. Fietsen was nieuw en werd gezien als modern en sportief.
In 1867 werden de allereerste fietsen in Nederland geïmporteerd vanuit Parijs. Aanvankelijk hadden ze houten frames en houten, met ijzer beslagen, wielen. Nederlandse smeden begonnen deze fietsen na te maken. Fietsen waren in die eerste periode erg duur en het waren dan ook vooral jongelieden uit de betere klassen die er mee pronkten. Later werd de fiets een volksvervoersmiddel, vooral na de invoering van de veiligheidsfiets. Die was niet alleen veiliger, maar bovendien gemakkelijker te berijden. Het aantal fietsen in Nederland en ook in Utrecht liep hierdoor snel op. Rond 1900 reden in Nederland al honderdduizend fietsers rond. Rond 1920 waren dit er twee miljoen (waarvan tienduizend in Utrecht), in 1940 vier miljoen. Nederland was fietsland geworden.