Evenals veel andere steden had Ootmarsum een Latijnse school waar leerlingen werden voorbereid op een universitaire opleiding, voornamelijk rechten en theologie. De voertaal en lesstof op de vervolgopleidingen was Latijn: de taal van de wetenschap. Vroeger was het onderwijs niet voor iedereen weggelegd; de meerderheid van de bevolking kon niet lezen en schrijven en (door)studeren was een uitzondering. De Latijnse school had dan ook weinig leerlingen; tussen de 10 en de 32. Ze kwamen vaak uit de verre omtrek. Onder hen waren bekende personen als Hendrik Goeman Borgesius (1847-1917) en Alexander Frederik de Savornin Lohman (1837-1924), die het allebei brachten tot Minister van Binnenlandse Zaken. Voor een deel woonden de pupillen intern bij de rector, die school aan huis had. De school was gevestigd in een vakwerkgebouw aan de Marktstraat, op de plaats waar nu Hotel de la Poste is. Het is niet precies bekend wanneer het instituut is gesticht. In 1638 werd G. Gamoet als rector van de school aangesteld door het stadsbestuur dat tevens het schoolbestuur was. Dat bestuur benoemde een of meer curatoren, die de belangen van de school behartigden, controle uitoefenden en de voordracht voor een rector deden.
Luisterrijk examen
De rector werd geassisteerd door één of twee hulpdocenten. Het jaarsalaris was f 300,‒ voor een rector met academische graad (doctor in de letteren) en 1f 00,‒ voor een onderwijzer in de wiskunde. Het aantal leerlingen werd voor een belangrijk deel bepaald door de kwaliteit van de rector, die veelal tevens dominee was. In 1735 werd dominee L. Campstede tot rector benoemd. Deze bleef 55 jaar in functie, tot aan zijn dood in 1791. Hij werd opgevolgd door Godfried Hesius, over wie burgemeester J.G. Dröghoorn in zijn dagboek schreef: "De nieuwe rector wordt op den raadhuyze in pleno senatu [= voltallige raad] geëxamineerd ten overstaan van de beide predikanten en de richter dat hij luisterrijk doet en zijn beroep des geconfirmeerd [= bevestigd] wordt". De rector aanvaardde zijn ambt zoals dat gebruikelijk was met een toespraak in het Latijn. De stadsraad zat waarschijnlijk met open mond te luisteren zonder er een woord van te begrijpen! Tijdens een plechtig openbaar jaarlijks eindexamen in de grote kerk werden de leeringen "gepromoveerd" tot het volgen van hoger onderwijs. Daarbij was het de gewoonte dat de beste leerling zijn leraren in het Latijn bedankte voor het genoten onderwijs.
Protestant tussen de roomsgezinden
Na het vertrek van Hesius werd dominee Petrus Immink tot rector benoemd. Hij bleef tot 1840, was zeer bekwaam en bracht de school tot grote bloei. In het jaar 1818 toonde rector Immink zich bereid om tegen een salarisverhoging van f 50,‒ per jaar ook les te geven in de "nieuwe" talen. Inspecteur mr. H. Wijnbeek (1772-1866) bezocht regelmatig de Latijnse scholen in Overijssel, hij prees deze rector en schreef in 1823: "De rector is een protestants geestelijke en zijn leerlingen zijn grotendeels roomsgezind, opgeleid wordende voor den geestelijken stand".
Bloei en verval
De befaamde 29-jarige Pierre Antoine Moquette, doctor in de
letteren, volgde in 1841 rector Immink op. Tijdens zijn rectoraat
steeg het aantal leerlingen tot 32 studenten. Moquette aanvaardde
in 1862 een functie in Meppel. Conrector dr. J. ter Kuile en de
docent voor de moderne talen en wiskunde L.H. Cramer gingen met hem
mee. Hierna ging het met de school bergafwaarts. Diverse rectoren
vertrokken al na korte tijd en het aantal leerlingen liep sterk
terug, onder meer door het ontstaan van zogenaamde Franse scholen,
waar ook wis- en natuurkunde en moderne talen onderwezen werden.
Vanaf 1870 werd er geen nieuwe rector meer benoemd. Wel werd
hiervoor nog acht jaar lang een post op de begroting gezet, in de
hoop de school nieuw leven in te blazen.
Sinds enkele jaren is er in Ootmarsum een onderwijsmuseum, Het
Educatorium. Hier heeft men een lokaal ingericht als
pseudo-Latijnse school, waar een groep enthousiaste leraren in oude
stijl met toga en baret "college" geeft aan groepen bezoekers.