Het was waarschijnlijk zijn bedoeling om pastoor De Mol, waarmee hij kennelijk op niet al te goede voet stond, te grieven. Volgens aartspriester Gerving, kon de scheiding pas voltrokken worden nadat bepaald was wat elk van de partijen toekwam. Er was hier sprake van twee staties onder één herder. In principe was Gerving bereid het verzoek in te willigen, maar hij overleed vroegtijdig. Zijn opvolger aartspriester Kervel bemiddelde tussen de Katholieken van Voorhout en pastoor De Mol. Dat leidde in 1843 tot de benoeming van een tweede kapelaan van Sassenheim, Nicolaas Vreedeveld. Deze zou in Voorhout in de pastorie verblijven en een beperkte jurisdictie genieten.
Gewikt en gewogen
De ingezette verandering viel niet in goede aarde bij de Voorhouters. Het dorp bleef de bijkerk van Sassenheim. En om enige mismoedigheid uit de weg te ruimen werd op 15 april 1844 als proef waarnemend pastoor Henri Wolkemeyer aangesteld. De proef beviel de Voorhouters, maar het was nog steeds niet dat wat zij zich tot doel hadden gesteld: een eigen statie. Daarom hernieuwden zij op 18 oktober hun verzoek voor een afzonderlijke gemeente en een eigen pastoor. Er werd lang gewikt en gewogen. Op 17 juli 1845 hakte aartspriester Kervel de knoop door en was de kerkelijke scheiding een feit. Op 27 september werd Wolkemeyer de eerste pastoor van de nieuwe statie. Door zijn verstandig optreden wist hij de door ontevredenheid verhitte gemoederen tot bedaren te brengen.
In een akte van 31 mei 1845 wordt de afspraak uit 1809 over de eigendom van het katholieke kerkgebouw, kerkhof en tuin, maar waar geen eigendomsbewijzen meer van waren, geaccepteerd.
Pas in 1882-1883 wordt de huidige kerk, naar een ontwerp van de Margry, gebouwd.