Deskundigen stellen vast dat het om een waardevolle vondst gaat: een vuursteen die bewerkt is tot een vuistbijl, het favoriete gereedschap van de Neanderthalers. Het werktuig is minstens 50.000 jaar oud en dateert uit het midden van de oude steentijd.
De vuistbijl komt in het begin van de jaren tachtig aan de oppervlakte bij het diepploegen van een perceel landbouwgrond aan de Hulselsedijk in Bladel. Op dit perceel blijft steeds water staan, waardoor er amper iets groeit. Diepploegen is dan de oplossing: de harde, ondoorlatende laag wordt kapot getrokken. Een betere gewasteelt wordt zo mogelijk. Met soms een interessante bijvangst. Zoals een werktuig uit een ver verleden.
Oerkrachten en barre tijden in de Kempen
De ondergrond van de Kempen is altijd aan spanningen onderhevig. Daardoor loopt er een breuklijn dwars door het gebied. Ten oosten van deze breuklijn, van Eindhoven tot ’s-Hertogenbosch, daalt de ondergrond en aan de westkant stijgt deze. Alles heel langzaam overigens. Het oprijzende gebied wordt het Kempenblok genoemd. Hier komt een oude laag met grof zand, grind en stenen aan de oppervlakte. Soms zit daar een grote kei bij, zoals de Reuselse kei. Vandaag de dag heeft deze kei een plek nabij de Grote Cirkel, een terrein in het buitengebied van Reusel-Zuid dat opvalt vanwege zijn uitzonderlijke landschappelijke vorm.
Je verwacht het niet met de huidige opwarming van het klimaat, maar toch: ooit komt er weer een ijstijd op ons af. Want klimaatschommelingen zijn er altijd. Dat weten we uit het (verre) verleden. Extreem koude ijstijden worden afgewisseld met warmere tussenijstijden. De voorlaatste ijstijd duurt van 250.000 jaar tot 125.000 jaar geleden. De laatste van 115.000 tot 10.000 jaar geleden. Vooral deze laatste ijstijd laat in het Kempische landschap zijn sporen na.
Jagers-verzamelaars
Van ongeveer 250.000 tot 40.000 jaar geleden zijn het de Neanderthalers die onder de barre omstandigheden van Noordwest-Europa weten te overleven. Wanneer zij voor het eerst in de Kempen hun (tijdelijke) hutten opslaan, weten we niet precies. Wel kennen we een aantal vindplaatsen waar ze hun werktuigen hebben achtergelaten, onder meer in Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden. Deze werktuigen zijn gemaakt van vuursteen. Het gaat daarbij vooral om vuistbijlen, messen en krabbers – voorwerpen waarmee deze eerste bewoners vlees, botten en huid van bejaagde dieren afsnijden en schrapen. Door deze vondsten weten we dat in elk geval tijdens de laatste ijstijd de Neanderthalers dit gebied hebben bezocht.
De Neanderthalers zijn jagers-verzamelaars. Ze wonen niet op een vaste plek. Op hun tijdelijke verblijfplaatsen hebben ze een eenvoudige behuizing van stokken, takken en dierenhuiden. Zo kan zo’n onderkomen gemakkelijk worden ingericht en weer verplaatst. De jagers-verzamelaars trekken in kleine groepen voortdurend verder, op zoek naar de beste plekken om hun maag te vullen. Ze jagen op het wild in de omgeving, vissen in de beken en meren, en verzamelen alles wat eetbaar is in de natuur. Zoals bessen, noten, eetbare wortels en kruiden. De Neanderthaler sterft uit. Waarom weten we niet precies.