De moord op Aleid van Poelgeest
Omstreeks 1370 werd, waarschijnlijk in de Koudekerkse ridderhofstad Klein-Poelgeest, Aleid van Poelgeest geboren. Zij werd in september 1392 in Den Haag, samen met de meesterknaap Willem Cuser vermoord door een aantal Hoekse edelen met hun helpers. Cuser was een hoge functionaris aan het grafelijk hof en Aleid was de geliefde van Albrecht van Beieren (1336-1404), graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen en hertog van Beieren. Waarschijnlijk raakte Aleid vanaf eind 1386 bij Albrecht bekend, toen haar vader, Jan van Poelgeest, in dienst van hem kwam. In november 1387 bracht Albrecht een bezoek aan Koudekerk, twee dagen nadat hij een minnares met honderdvijftig gulden had weggestuurd.
De moord op Aleid van Poelgeest door Hoekse edelen is niet alleen door de geschiedschrijvers, maar ook in verhalen en toneelstukken uitgebreid beschreven. Toch is er opvallend genoeg maar weinig bekend over deze tragische gebeurtenis en ook over Aleid zelf. De oude kronieken geven nauwelijks informatie en er zijn geen afbeeldingen van Aleid gemaakt door tijdgenoten. In de loop der tijd is het beeld ontstaan dat Aleid haar positie zou hebben gebruikt ten nadele van de Hoekse edelen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat dit niet erg waarschijnlijk is.
Wat mogelijk een rol bij de moord op Aleid zou kunnen hebben gespeeld: Aleid had vlak voor haar dood van Albrecht het landgoed Ten Hoeke gekregen. Dit zette kwaad bloed bij de familie De Blote die tevergeefs aanspraak op het landgoed had gemaakt. De hoofdschuldigen aan de moord op Aleid behoorden tot deze familie. Maar, wellicht is niet Aleid, maar Willem Cuser het eigenlijke doelwit van de aanslag geweest. Er waren al twee eerdere aanslagen op zijn leven gepleegd. Aleid zou dan gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn geweest.
(Zie afbeelding 9.2.)
Albrecht was woedend over de moord op Aleid. Deze werd op een voor die tijd passende wijze bestraft. De enige moordenaar die in handen van de graaf viel, werd in augustus 1393 “op het rad gezet”. Een bijzonder oneerbare dood. Van de gevluchte moordenaars en samenzweerders werd het huis “gewoest” (platgebrand of afgebroken), waardoor ook de familieleden van de daders - er moeten wel zo’n tien ‘handdadigen’ en ruim vijftig raadgevers zijn geweest - werden gedupeerd. De families Cuser en Poelgeest kregen het recht om de daders te doden. Zo hebben neven van Aleid Philips de Blote in Utrecht gevonden en hem daar ernstig verwond. Pas in 1407 kwam er een wapenstilstand tussen beide families. In 1413 werd een “zoenverdrag” gesloten. Dirk en Philips de Blote werden daarbij veroordeeld tot het stichten van een herdenkingskapel en een kapelanie in de geboorteplaatsen van Aleid en Willem: Koudekerk en Haarlem. Zo’n kapelanie was een stichting in geld of goederen voor het dagelijks laten lezen van missen, met als doel het veilig stellen van het zielenheil van beiden. In de Brugkerk in Koudekerk is nog steeds een Aleidkapel te vinden.
De herinnering aan Aleid wordt ook nu nog levend gehouden. Bij een herdenking op 23 september 1992, zeshonderd jaar na de moord, zijn een gedenksteen en een beeldje van Aleid onthuld. In Den Haag staat een herdenkingssteen op de Plaats.
(Zie afbeelding 9.3.)
Hoeken en Kabeljauwen en kasteel Groot-Poelgeest
De Hoekse en Kabeljauwse twisten zijn zeker niet aan de familie Van Poelgeest, het stamslot Groot-Poelgeest en Koudekerk voorbijgegaan. Bij het begin van de twisten wilde de zuster van de overleden Willem IV, zuster Margaretha (onder andere gesteund door de Van Poelgeesten) het graafschap Holland in bezit nemen, waartegen haar zoon Willem van Beieren (de latere Willem V) in verzet kwam. Groot-Poelgeest werd in de jaren 1352-1354 belegerd door Willem van Beieren en Kabeljauwse edelen. Pas toen Margaretha afstand had gedaan van haar aanspraken, werden de poorten van het slot geopend en werd de vrede tussen de Van Poelgeesten en Willem gesloten.
Nadien braken herhaaldelijk nieuwe conflicten uit, maar de vlam sloeg pas echt in de pan toen Jacoba van Beieren (gesteund door o.a. Gerrit van Poelgeest) haar rechten verdedigde tegen haar oom Jan van Beieren, Jan zonder Genade. Deze deed zijn bijnaam eer aan. In 1420 heeft hij tijdens zijn veldtocht tegen Leiden Groot-Poelgeest verwoest en ieder die zich in het kasteel bevond, laten onthoofden. De leider van de verwoesting, Allaert Beylinc, is later op een vreselijke wijze omgebracht; hij werd namelijk levend begraven. Waarschijnlijk heeft kasteelheer Gerrit van Poelgeest, die tijdens de verwoesting van zijn slot met Jacoba van Beieren op het oorlogspad was, hier de hand in gehad. Vermoedelijk heeft Jan zonder Genade in 1420 ook de ridderhofstad Klein-Poelgeest en Huis Den Toll verwoest. Ook de burchtplaats Foreest is jaren later tijdens de twisten verwoest.
Bij de laatste strijd tussen de Hoeken en de Kabeljauwen, werd het nog niet zo lang uit het puin herrezen slot Groot-Poelgeest weer verwoest. Dit na een mislukte aanval van de Hoeken op de (Kabeljauwse) stad Leiden. De Hoeken stonden onder leiding van Zweder van Montfoort, een man met een zeer bedenkelijke reputatie. Hij had zonder tegenstand van de kasteelheer Groot-Poelgeest in bezit genomen en er een uitvalsbasis van gemaakt voor zijn strooptochten. De kasteelheer (ook een Gerrit van Poelgeest) werd in 1489 door de Kabeljauwen voor zijn hulp aan de Hoeken bestraft met de vernietiging van zijn slot. Later is het slot weer herbouwd, voor het laatst in 1606, nadat het door de Spanjaarden tijdens het beleg van Leiden was uitgewoond. Halverwege de achttiende eeuw is het gesloopt. Nu zijn nog maar één poorttorentje en het voormalige koetshuis overgebleven.
(Zie afbeelding 9.4.)