Romeins wasbekken met adelaarskop

De laat-Romeinse schaal uit Rijnsburg

In Rijnsburg in Zuid-Holland hebben archeologen een bijzondere schaaI uit de laat-Romeinse tijd gevonden. Het gaat om een bronzen wasbekken, zoals dit werd gebruikt om na een copieuze maaltijd de handen te wassen. De schaal was als grafurn met crematieresten in een waarschijnlijk Germaans graf meegegeven. Van dit type schaal waren maar zo’n vijftien exemplaren in Europa bekend. De vondst uit Rijnsburg is de enige die wordt gesierd door een adelaarskop. De schaal, die eigendom is van de Provincie Zuid-Holland, is in permanente bruikleen ondergebracht bij het Rijksmuseum van Oudheden.

Vondsten uit een watergang

ln het najaar van 2016 kreeg het Leidse bedrijf Archol de taak om de aanleg van een watergang in Rijnsburg (gemeente Katwijk) archeologisch te begeleiden. Het onderzoeksgebied lag op een terrein waar al eerder tijdens proefsleuvenonderzoek een prehistorisch nederzettingsterrein was ontdekt. De begeleiding leverde opnieuw sporen van deze nederzetting op. Er werden kuilen, greppels, paalsporen en een waterput gevonden. Het onderzochte areaal was te klein om gebouwen te kunnen herkennen of om iets te kunnen zeggen over de inrichting van de nederzetting. De waterput was secundair als afvalkuil gebruikt en hieruit is dan ook een grote hoeveelheid vondstmateriaal verzameld: handgevormd aardewerk waaronder briquetagemateriaal (grof aardewerk voor de zoutwinning uit zeewater), natuursteen, slachtafval van rund en paard en een houten kommetje.

Op basis van het aardewerk werd de waterput in de vroege ijzertijd gedateerd. Afgaand op het sporadische vondstmateriaal stamt de rest van de sporen in het terrein uit de ijzertijd of de vroeg-Romeinse tijd.

De begeleiding bracht onverwacht ook een begraving uit de laat-Romeinse tijd aan het licht. De grafkuil was in het vlak rechthoekig van vorm (87 bij 62 centimeter) bij een diepte van 60 centimeter en werd tussen de nederzettingssporen uit de ijzertijd aangetroffen. Op de bodem lag een bronzen schaal met daarin de verbrande botresten van drie volwassenen. De schaal lag enigszins schuin en ook het sediment in de schaal liet een schuine gelaagdheid van dunne zwarte sliblaagjes zien. Dit kan erop wijzen dat de schaal al kort na de bijzetting schuin in de kuil kwam te liggen en ook dat de kuil enige tijd na de bijzetting heeft opengelegen, waarbij het sediment met de sliblaagjes door wind en water in de kuil en in de schaal werd afgezet.

Pal naast de grafkuil werden twee andere min of meer vierkante kuilen gevonden, waarin de overige brandresten waren bijgezet. Tussen de houtskoolfragmenten in die kuilen bevonden zich nog een paar stukjes gecremeerd bot en wat gesmolten glas en bronsfragmenten.

Schaal met crematieresten

Door het eeuwenlange verblijf onder de grond was de schaal vervormd geraakt, maar de grondvorm ervan was nog goed herkenbaar. Het gaat om een ronde, schelpvormige schaal met een diameter van 42 en een hoogte van 10 centimeter, waarvan de wand opgebouwd is uit 33 ‘cannelures’ oftewel ribbels. De ribben komen, als op een schelp, samen op één plaats, waar de wand tot een hoogte van 17 centimeter wordt bekroond door de naturalistisch weergegeven kop, nek en schouders van een roofvogel, vermoedelijk een arend. Snavel, ogen en veren van de vogel zijn door middel van graveringen tot in detail weergegeven. Aan weerszijden van de vogelkop zijn achter de ogen een soort uitstulpingen aanwezig, die misschien duiden op een (verdwenen) scharnierende ondersnavel.

De overgang tussen de geribbelde wand van de schaal en de naturalistische hals en schouders van de vogel bestaat uit een reliëfband, gegraveerd met bloemmotieven. Op de bodem van de schaal zijn eveneens gestileerde bloemmotieven gegraveerd. De florale decoraties op de bodem zijn overigens

moeilijk te zien en in slechte staat door de crematieresten die hier plaatselijk aan de bodem vast waren gecorrodeerd. In de schaal werden de verbrande botresten van (minimaal) drie volwassen individuen aangetroffen: twee mannen en een vrouw. Er zat tussen de gecremeerde beenderen geen dierlijk botmateriaal. Verder lagen er op de bodem van de schaal wat bijgiften, bestaande uit twee kammen van gewei, een klein verbrand fragment goud, de gesmolten resten van een of meer

voorwerpen van glas, en de zwaar verbrande en gesmolten resten van een of meer bronzen voorwerpen. Aangezien de crematieresten in de schaal via de C14-methode niet goed dateerbaar waren, zijn we voor een datering van de bijzetting afhankelijk van de bijgaven.

De twee kammen zijn goed dateerbaar: één kam dateert ruim genomen uit de periode 250-350; de andere kam uit de periode 330-450; de bijzetting van de crematies in de schaal mag daarom vermoedelijk in het tweede kwart van de vierde eeuw geplaatst worden.

Techniek en samentrekking

De schaal was bij de ontdekking niet meer compleet. Grote delen van de wand ontbraken, alleen de voet en de bodem waren grotendeels bewaard. De rest was gebroken en sterk gefragmenteerd geraakt; 27 grotere delen en tientallen fragmenten werden in het zand teruggevonden. Het bronsmateriaal van de schaal zelf was sterk gecorrodeerd en aangetast door bronsrot. In de grotere delen waren barsten ontstaan. Zand en crematieresten waren vastgeroest aan de bodem.

Bij het restauratiebedrijf Restaura in Heerlen is de schaal na meer dan een jaar puzzelen en prepareren weer in elkaar gezet. Bij de restauratie is een aantal XRF-metingen verricht aan de rand en de wand van de schaal, en aan de gesmolten bijgaven. Het metaal bestond voor 45 tot 70 procent uit koper, voor 17 tot 26 procent uit tin, voor 4 tot 11 procent uit lood en voor 4 tot 11 procent uit ijzer. Dat de waarden zo uiteenlopen wijst er vermoedelijk op dat de schaal vervaardigd is uit hergebruikt materiaal. Na de restauratie was goed te zien dat de schaal een zeer bijzonder staaltje laat-Romeins vakmanschap vertegenwoordigde. Zij is vermoedelijk vervaardigd in Italië rond het midden van de derde eeuw en behoort tot een type dat bekend staat ‘Eggers 107 - Geriffelte bronzene Fussbecken mit muschelförmige Riffelung - Typ Veltheim'. Hans-Jurgen Eggers was de Duitse wetenschapper die voor het eerst in 1951 dit soort schalen in Noord-Europa inventariseerde. Hij heeft er destijds acht in kaart gebracht; geen van die schalen was overigens voorzien van een vogelkop of een figuratieve voorstelling op de bodem. Dat maakt de schaal van Rijnsburg ook in internationaal opzicht tot een unieke vondst.

Adelaar

Gezien de combinatie van de schelpvormige schaal met de bijzonder naturalistische uitvoering van de vogel, mogen we aannemen dat de schaal een unicaat was, wellicht besteld bij een gespecialiseerd atelier door iemand die veel waarde hechtte aan de uitbeelding van de adelaar. Dat kan bijvoorbeeld een hoge militair zijn geweest, of iemand met veel contacten in het leger.

Uitbeeldingen van een arend of adelaar komen we bij de Romeinen vooral tegen in krijgshaftige contexten. De vogel stond symbool voor macht, onafhankelijkheid en schoonheid, en was bij uitstek het zinnebeeld van Jupiter, de Romeinse oppergod.

De 'aquila' was ook het belangrijkste veldteken van een Romeins legioen. De standaard, bekroond door een adelaar, werd gedragen door de 'aquilifer', wat letterlijk adelaarsdrager betekent. De aquilifer bevond zich altijd vooraan, in het eerste cohort van het legioen. Het symbool van de adelaar voor het veldteken werd in 105 voor Christus door de generaal Gaius Marius ingevoerd. In vredestijd werden de veldtekens van de legioenen bewaard in de Tempel van Saturnus in Rome. Elk legioen had slechts één aquila; daarom was het een grote schande voor het legioen wanneer deze standaard in de strijd verloren ging. Wanneer het legioen een onderscheiding had gekregen, werd er aan de vleugels van de aquila een eikenkrans gehangen.

Adelaars komen we verder ook tegen als bekroning van tweede- en derde-eeuwse ruiterhelmen, en in het bekende, laat derde-eeuwse beeld van de vier tetrarchen, dat ooit in Constantinopel stond maar nu in Venetië te bewonderen is. Boven op de greep van het zwaard dat iedere tetrarch draagt is een duidelijke arendskop te zien.

Ook tegenwoordig nog is de adelaar in veel landen een symbool van macht en onafhankelijkheid.

Functie en gebruik

De schaal is oorspronkelijk vervaardigd als handenwasbekken voor gebruik bij bijvoorbeeld copieuze maaltijden. Hoogstwaarschijnlijk is de schaal als relatiegeschenk ten noorden van de Limes terechtgekomen. Hoelang zij in het Germaanse gebied in omloop is geweest, is niet duidelijk. Voor zover dat is vast te stellen, lijkt de schaal niet intensief te zijn gebruikt: duidelijke slijtagesporen ontbreken. Wel waren er bij de restauratie onderaan in de nek van de adelaar drie antieke reparaties te zien, uitgevoerd in een soort soldering van lood en tin. Daaruit mag worden afgeleid dat de schaal wel enige tijd is meegevoerd en gebruikt, en dat zij een prestigieus bezit moet zijn geweest.

Het is uit archeologische bronnen goed bekend dat er van de eerste tot ver in de derde eeuw een levendige (ruil)handel bestond in bronzen vaatwerk, drinkglazen en andere luxe producten. Die handel speelde zich in de begintijd voornamelijk af tussen Romeinse handelsreizigers enerzijds en rijke Germanen, meestal stamhoofden, anderzijds. De meeste bronzen voorwerpen werden in Gallië en in de omgeving van Keulen in gestandaardiseerde werkplaatsen vervaardigd in wat we nu een soort serieproductie zouden noemen. Veel van wat daar werd gemaakt vond zijn weg naar de toplaag in de Romeinse samenleving: rijk uitgedoste graven en bronsdepots zoals die in Tienen en in Nistelrode getuigen daarvan. In de late tweede en de derde eeuw zagen veel Romeinse legerleiders en diplomaten zich in toenemende mate gedwongen om de loyaliteit van lastige stamhoofden uit het Germaanse grensgebied af te kopen met goud, sieraden en meer luxueus vaatwerk van brons of zilver. Vanwege de toenemende invallen van Germaanse plunderaars staakten de werkplaatsen in het Rijnland in de loop van de derde eeuw hun activiteit, maar in de omgeving van Capua, Zuid-Italië ging de productie nog enige tijd door.

Grafgiften

De weerslag van zowel de handel als de diplomatieke omkopingen zien we in het grote aantal crematie- en inhumatiegraven met Romeinse luxegoederen. Deze worden gevonden in heel Europa ten noorden van de Limes. Enkele streken, zoals het Elbe-Wesergebied en Denemarken, vallen daarbij op door concentraties van dergelijke vondsten. Ook in Nederland zijn uit het gebied ten noorden van de Rijn enkele crematiegraven met Romeins bronzen vaatwerk bekend. In vrijwel alle gevallen gaat het dan om bijzettingen die dateren uit de eerste drie eeuwen van de jaartelling. Naast het feit dat het om crematies gaat, hebben deze begravingen met elkaar gemeen dat er altijd voorwerpen (verbrand of onverbrand) aan de dode meegegeven zijn. Bij crematies van mannen zijn dat vaak wapens, bij vrouwen sieraden. Beide seksen worden ook wel vergezeld door glazen drinkbekers en benen kammen. Ook bij de schaal uit Rijnsburg is sprake van dergelijke bijgaven, en hoewel de begraving waarschijnlijk een vijftig tot honderd jaar jonger is dan de hierboven beschreven crematies, past hij wel naadloos in dezelfde traditie.

Tentoonstelling

De vogelschaal is tentoongesteld in het Rijksmuseum van Oudheden (RMO). 

Nadere informatie

De auteur van het artikel is René Proos, provinciaal archeoloog van Zuid-Holland.

Website Rijksmuseum van Oudheden: https://www.rmo.nl/collectie/aanwinsten/romeinse-schaal/

Website Provinciaal Archeologisch depot: https://archeologie.zuid-holland.nl/

Wetenschappelijke eindrapport van ARCHOL: Een bijzonder laat-Romeins graf in Rijnsburg- Archeologische begeleiding conform protocol opgraven in plangebied Trappenberg - Kloosterschuur, watergang zuid-west (gemeente Katwijk) J. van der Leije, Archol rapport 411, Leiden 2019.

3D-model van de vogelschaal op Sketchfab: https://sketchfab.com