Het Zwarte Water, een rivier als naam en bindende factor voor het geheel van twee steden, een dorp en enkele buurtschappen. Genemuiden, Hasselt, Zwartsluis, Mastenbroek en Kamperzeedijk vormen sinds 2001 de nieuwe gemeente Zwartewaterland. Het verhaal over de geschiedenis van zijn bewoners begint omstreeks 2100 v. Chr. en is onlosmakelijk verbonden met het stroomgebied van het Zwarte Water, de rivier die zich slingerend een weg baant naar wat in vroeger tijden een zee was.
Het Zwarte Water wordt gevoed door een aantal Sallandse weteringen. Bij Genne komt het water van de Vecht erbij, waarna even verderop de rivier via het Zwolse Diep uitmondt in het Zwarte Meer. Eeuwenlang voerde het Zwarte Water, samen met de IJssel, het overtollige regen- en overstromingswater uit de wijde omgeving af. Aan het begin van onze jaartelling mondde het rivierwater nog uit in een merengebied dat de Romeinen Lacus Flevo (Flevomeer) noemden. In de Middeleeuwen stond het bekend als het Almere, mogelijk afgeleid van Aelmere (ael = paling). Deze situatie veranderde drastisch toen in de 12de en 13de eeuw hevige stormen de duinenrij langs de Noordzeekust doorbraken. Het zeewater stroomde het land binnen met als gevolg dat het oorspronkelijke binnenmeer veranderde in een binnenzee.
Een ware woestenij
Wat bewoog mensen om deze delta te bezoeken? Een woestenij was het, die al ver voor onze jaartelling bestond uit moerassen, oerbossen en kreupelhout op een dikke veenlaag, die het water als een spons in zich opnam. Toch bood het stroomgebied mogelijkheden genoeg. De eerste mensen die ongeveer 10.000 jaar geleden de streek bezochten, waren jagers en verzamelaars. Zwervers waren het, die met hun gezinnen op jacht gingen naar wild en vis, of eetbare vruchten en planten verzamelden. Blijvende bewoning was in die tijd bijna uitgesloten omdat het gebied door regenval en overstromingen van de IJssel en het Zwarte Water regelmatig onder water kwam te staan. De eerste vaste bewoners waren boeren en vissers, maar veel zullen het er niet geweest zijn. Ze vestigden zich hier met tussenpozen tijdens de Vroege Bronstijd en de Vroege IJzertijd (omstreeks 2100-600 v. Chr.). Ze bouwden hun eenvoudige hutten en woningen op de lage rivierduinen, die duizenden jaren lang door de wind werden gevormd. De landbouw was in deze vroege periode zeer kleinschalig en gericht op zelfvoorziening. Maar de nabijheid van het Zwarte Water garandeerde vissers ruime vangsten aan palingen, karpers, baarzen, snoeken en andere zoetwatervissen.
Lang bleef het stroomgebied van het Zwarte Water zeer dunbevolkt. De kansen op een redelijk bestaan verbeterden toen omstreeks 500-750 na Chr. de IJssel en het Almere vruchtbare klei aanvoerden waardoor het land beter geschikt werd voor landbouw. Na 800 zijn vermoedelijk op oeverwallen en rivierduinen de eerste woonkernen van Genemuiden en Hasselt ontstaan. Zwartsluis had zo'n verhoging in het landschap niet nodig. De eerste "Sluzigers" woonden na de bedijking van het Zwarte Water direct achter de dijk.
Visserij en toerisme
Na het ontstaan van de Zuiderzee in de 13de eeuw was het Zwarte Water niet meer alleen van belang voor de visserij. De rivier groeide uit tot een belangrijke doorgangsroute voor handelaren en schippers. De afsluiting van de Zuiderzee in 1932 door de Afsluitdijk had grote gevolgen voor de bevolking van Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis. Veel vissers, zeilmakers en scheepsbouwers verloren hun werk. Toch bleef het Zwarte Water van belang, al was het maar als trekpleister voor het steeds omvangrijker geworden (water)toerisme.