"Cocksianen" noemen de gereformeerden van Genemuiden zich tot op
de dag van vandaag. De bijnaam herinnert aan de Groninger predikant
Hendrik de Cock, die in 1835 de Afgescheiden Gemeente van
Genemuiden stichtte. Albertus van Raalte groeide in de jaren daarna
uit tot de plaatselijk leider van deze tegenbeweging in de
kerk.
In de 18de eeuw, de eeuw van de Verlichting, was de voedingsbodem
gelegd voor heftige meningsverschillen binnen de Nederlandse
Hervormde Kerk. Dit kerkgenootschap stond een "verlichte", moderne
interpretatie van de bijbel voor. Dat was tegen het zere been van
een groeiend aantal gelovigen onder de bezielende leiding van
predikant Hendrik de Cock. Hij en zijn aanhangers wensten terug te
keren tot "de waarachtige dienst des Heeren", zoals deze tijdens de
Dordtse synode van 1618 in regels was vastgelegd. In 1834 stapten
de cocksianen uit de kerk en gingen ze verder als een eigen
kerkgenootschap. De Afscheiding was een feit.
De eerste afgescheiden predikant van Overijssel
De opvattingen van De Cock vonden al gauw ook gehoor in
Genemuiden. Tijdens een van zijn propagandatochten door Overijssel
stichtte hij op 25 mei 1835 de Afgescheiden Gemeente van
Genemuiden, tegenwoordig de Gereformeerde Kerk Genemuiden. Zijn
volgelingen hadden het moeilijk want ze mochten geen gebruik maken
van de bestaande kerkgebouwen. Daarom vonden de bijeenkomsten van
de gelovigen eerst nog plaats bij de aanhangers thuis, maar dat
werd al spoedig verboden.
Datzelfde jaar sloot de 24-jarige Albertus Christiaan van Raalte
zich aan bij de afgescheidenen. Deze zoon van een dominee uit
Wanneperveen had net zijn studie theologie aan de universiteit van
Leiden afgerond. Omdat hij zich niet kon verenigen met de
traditionele kerkelijke wetten was hij niet toegelaten als
predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk. Op 2 januari 1836
leidde hij clandestien een godsdienstoefening in Genemuiden, in de
schuur van vleeshouwer Johannes van der Haar. 2 maanden later werd
Van Raalte tot predikant van Genemuiden en Mastenbroek benoemd door
de eerste algemene synode van de afgescheidenen. Daarmee werd
hij de eerste afgescheiden predikant van Overijssel.
Van Raalte ging met zijn vrouw in Genemuiden wonen aan de
Langestraat. Zijn gemeente telde toen al ongeveer 150 personen. Na
tal van geheime bijeenkomsten ging Van Raalte de confrontatie met
het gemeentebestuur aan. Tijdens een bijeenkomst in een schuur in
het centrum van Genemuiden liet de burgemeester de kerkgangers door
militairen verwijderen. Van Raalte werd met geweld de deur uitgezet
en kreeg later wegens zijn houding en verzet 8 dagen
gevangenisstraf.
Met drek en slijk besmeurd
Het optreden van Van Raalte riep weerstand op bij de
overgrote meerderheid van de Genemuidenaren. Zijn pastorie werd met
stenen bekogeld en "met drek en slijk bevuild en met ontuig
behangen". Ook werd hij, net als zijn vrouw en zijn dienstbode,
uitgescholden en bedreigd. Toen de situatie uit de hand begon te
lopen, riep de burgemeester de hulp in van het leger. In het
voorjaar van 1837 werden ongeveer 5 weken lang, 20 infanteristen
met hun officieren ingekwartierd bij Van Raalte en zijn
volgelingen, onder andere in de Mastenbroekerpolder. Pas na jaren
keerde de rust terug. Uiteindelijk werden de afgescheidenen
landelijk erkend als een zelfstandige kerkgemeenschap naast de
hervormden en de katholieken.
Van Raalte vertrok in 1839 uit Genemuiden naar Ommen, waarvandaan
hij leiding bleef geven aan de afgescheidenen in Overijssel. In
1846 vertrok Van Raalte met een groep volgelingen uit Ommen en
Hellendoorn naar Michigan in Amerika, waar hij de stad Holland
stichtte. Zijn verwachting was dat de afgescheidenen overzee hun
godsdienst meer in vrijheid konden belijden. Maar belangrijker
reden waren misschien de erbarmelijke levensomstandigheden in
Nederland van die tijd. Gebrek aan werk en mislukte
aardappeloogsten zorgden voor grote nood onder de bevolking.
Van Raalte overleed in 1876 op 65-jarige leeftijd.