De IJssel was de levensader van Kampen. Als verbinding tussen de Rijn en het noorden van Europa was de rivier van grote betekenis voor de economische ontwikkeling van alle steden langs de rivier. Het IJsselgebied was de aangewezen plaats voor de uitwisseling van producten uit Friesland en Holland tegen zaken als hout, linnen en wijn uit de Duitse gebieden. De strategische ligging aan de IJsselmond maakte Kampen bovendien tot het overslagpunt tussen grote zeeschepen en kleinere binnenvaartschepen. Aangezien tot de 12de eeuw er vrijwel geen landwegen ten noorden van de grote rivieren bestonden, ging alle transport per schip. Zo groeide Kampen uit tot een regionale en internationale marktstad. De stad buitte deze machtige positie uit door tol te heffen op alle scheepvaart op de IJssel. Veel later zou er ook nog een vaste brug komen.
Isla
Rond het jaar 800 had de rivier nog maar een bescheiden functie als afvoer voor het stroomgebied van wat we nu de Oude IJssel noemen. Of er toen al een verbinding was met de Rijn is onduidelijk. In die tijd noemde men de rivier de Isla. In een schenkingsakte uit 797 na Christus is er sprake van bossen langs de Hisla en in 814/815 wordt geschreven: ubi Hisla flumen confluit in mare ("waar de IJssel in zee stroomt"). De IJssel mondde uit in een groot meer, het Lacus Flevo. Dit Flevomeer waterde aan de westzijde af op de Noordzee. De noordkant was geblokkeerd door uitgestrekte moerassen en veengebieden. Door afslag van de oevers van het meer ontwikkelde zich het binnenmeer Almere. Met het stijgen van de zeespiegel en het afgraven van de veengebieden door de Friezen ontstond het Vlie; een afwatering via het noorden naar de Waddenzee. De stormvloeden in de 12de eeuw, met name die van 1170, maakten een eind aan het veen- en moerasgebied; de Zuiderzee ontstond. Het gebied van het huidige Kampen lag ineens aan zee. Handelslieden uit het Rijnland kwamen naar de monding van de IJssel, waarschijnlijk als een buitenpost van de toen zo belangrijke stad Keulen voor de handel met het Noorden. De hoogste gronden waren al bezet en de pioniers zochten hun toevlucht op de westelijke oever van de IJssel.
IJsseldelta
De rivier zorgde regelmatig voor wateroverlast. In 1302 werden de eerste dijken in het Kamper buitengebied aangelegd. Van een IJsseldelta was in deze periode nog geen sprake, al was de eerste aanzet tot de vorming van een rivierdelta al merkbaar. De rivier bracht niet alleen water, maar ook veel grof zand, dat een (onderwater-)delta vormde. Het rivierzand raakte bedekt met klei, waardoor eilanden ontstonden. In 1363 verkreeg Kampen het recht op aanwas van deze eilanden van de bisschop van Utrecht. Van 1400 tot 1600 vond een stormachtige uitbouw plaats van de IJsseldelta. Dit was mede het gevolg van de afnemende toevoer van Rijnwater naar de IJssel, wat veroorzaakt werd door de Sint Elisabethsvloed van 1421. Deze vloed deed de Biesbosch ontstaan en verkortte de loop van de Waal naar zee, die als gevolg daarvan meer water ging trekken van de Rijn. In de loop van enkele tientallen jaren verzandde hierdoor de bovenmond van de Rijn-IJsseltak en ook de IJsseldelta.
Verzanding
Kampen werd steeds slechter bereikbaar. Handelsschepen weken met hun steeds grotere diepgang uit naar andere plaatsen als Amsterdam en Harlingen. Kampen raakte zijn belangrijke handelspositie kwijt. Mede op initiatief van Kampen zijn er in de 17de en 18de eeuw door de IJsselsteden werken bij de bovenmond van de Rijn-IJsseltak uitgevoerd om de toevoer naar de IJssel te verbeteren. In de 18de eeuw werd, na het graven van het Pannerdensch Kanaal, de verdeling van het Rijnwater over de Rijntakken vastgelegd in een conferentie met Pruisen en de betrokken provincies: 6/9 via de Waal, 2/9 via de Lek en 1/9 via de IJssel. Deze verdeling bestaat nog steeds en wordt bewerkstelligd door een uitgekiend ontwerp van de vorm van de vertakkingen en regulering met de Lekstuw bij Driel. Zo bedraagt de gemiddelde afvoer van de IJssel 300 m³/s, de piekaanvoer zelfs meer dan 2.000 m³/s en wordt er gemiddeld ieder jaar 60.000 m³ zand en grind naar de IJssel getransporteerd, alsmede 320.000 ton slib. Dat komt allemaal langs Kampen.
Inspiratie
Door de eeuwen heen heeft de IJssel met zijn oneindige waterstroom, scheepsverkeer en groene uiterwaarden veel mensen geïnspireerd. De bekendste vertolker van de liefde voor deze prachtige rivier is ongetwijfeld Jan Voerman. Hij werd in 1857 in Kampen geboren. Voerman ontpopte zich als talentvol schilder. Hij studeerde aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam. Vanuit zijn woonplaats Hattem maakte hij faam met kleurrijke olieverfschilderijen van het IJssellandschap en zijn vee.