Donderdag 24 oktober 1929 staat bekend als de zwarte donderdag. Wereldwijd stortten de beurzen in. Er een ontstond een wereldwijde economische crisis. De vraag naar goederen nam af, de prijzen gingen omlaag, de omzetten daalden en veel mensen raakten werkeloos. Zonder werk had je geen inkomsten. De overheid zorgde daarom voor arbeidsvoorziening. Onder leiding van de Nederlandsche Heide Maatschappij werden overal mensen weer aan werk geholpen. In Overijssel lagen bijvoorbeeld nog veel woeste, onontgonnen gronden. Werklozen kregen de opdracht deze te ontginnen door sloten te graven, terreinen te egaliseren, bossen aan te planten en ondoorlatende ijzeroerbanken uit de grond te halen.
Kamp De Vecht
De arbeiders die dit werk deden, woonden in barakkenkampen. Er werden twee soorten kampen gebouwd. De grote hadden vier barakken voor 192 mensen en de kleinere twee barakken voor 96 mensen. In Dalfsen werd in 1940 begonnen met de bouw van een groot kamp. Nadat de bouw een tijdje had stilgelegen vanwege een tekort aan bouwmaterialen kwam het in 1941 gereed. De arbeiders woonden er met acht personen in een ruimte van 3,5 bij 5 m. Dit kamp stond halverwege het dorp en kasteel Rechteren, tussen de Rechterensedijk en de spoorlijn naar Ommen in het zogenaamde Konijnenbosje. Het werd kamp De Vecht genoemd. Er werd gewerkt aan het egaliseren van het Veerland. Deze grond was van A.R.Z. graaf van Rechteren, die voor dit werk een subsidie van 95% kreeg. Het kamp stond onder leiding van de opbouwdienst van de Duitsers onder de naam Nederlandse Arbeids Dienst (NAD). De eerste bewoners waren werkelozen uit Twente. Voor het zware werk dat ze moesten verrichten, kregen ze een mager loon, eten en enige vrijheid. Eind 1941, toen veel mannen naar Duitsland waren gestuurd om daar te werken, werd het kamp ontruimd.
Joods kamp
Begin 1942 werden alle Joodse mannen in Nederland opgepakt en naar werkkampen gestuurd. Op 8 april werden in kamp De Vecht 192 joden uit Amsterdam ondergebracht. Ze deden hetzelfde werk als de vorige bewoners. Ook nu moest er lang en hard gewerkt worden. Er werd een klein loon verdiend en het eten was karig. Het is bekend dat bakker Van Zijl uit het dorp twee keer per dag twee manden met brood moest afleveren. Jan Kloosterman, werkzaam bij de plaatselijke melkfabriek, leverde er iedere dag honderd liter melk af. De kampbewoners hadden een zekere mate van vrijheid. Ze konden boeren in de omgeving bezoeken, waar ze vaak wat aanvulling op hun rantsoen kregen. Ook maakten ze schilderijtjes die ze ruilden voor wat eten. In september van datzelfde jaar besloten de Waffen SS en de Politie Nederland om de in totaal 8000 Joodse mannen in de werkkampen in Nederland met hun families te "herenigen" in kamp Westerbork in Drenthe. Kamp De Vecht werd op 3 oktober 1942 ontruimd en de Joodse mannen werden met de trein naar Westerbork gebracht om vandaar naar de vernietigingskampen in Oost-Europa te worden gestuurd.
Kamp Hessum
Er moesten kampen bij gebouwd worden om alle mannen, die door de Duitsers opgepakt waren, onderdak te kunnen bieden. In de richting van Vilsteren, tussen de Tolhuisweg en het spoor, verrees in de eerste maanden van 1942 een nieuw kamp dat Hessum werd genoemd. Behalve vier kleine slaapbarakken werden er een kantine, een privaat, een gymnastieklokaal, een keuken, een rijwielstalling, een bureelbarak, een gereedschapbarak, een waslokaal, een kaderbarak, een voertuigenbarak, een woning, een specialistenbarak en een rustbarak gebouwd. Het enige gebouwtje van steen en met pannen gedekt was het kolenhok. De vier slaapbarakken hadden elk drie kamers van ca. 6,5 bij 7,50 m. In 1944 zijn er korte tijd Duitse soldaten gelegerd geweest die betrokken waren bij de lancering van de V2-raketten vanuit een bos nabij de uitspanning Madrid. Kort daarna zijn er gedetineerden uit kamp Erika nabij Ommen tijdelijk ondergebracht. Zij waren besmet met typhus, een besmettelijke ziekte die men in kamp Erika niet onder controle kon krijgen.
Opvangkampen
Kamp De Vecht stond leeg. Maar niet voor lang. In augustus 1942 besloot Hitler vaart te zetten achter de realisering van de 2685 km lange Atlantic Wall, een verdedigingwerk langs de westkust van Europa. Veel bewoners in het kustgebied werden geëvacueerd naar het oosten van het land. Zo kwamen in de winter van 1942-1943 vrouwen en kinderen uit Scheveningen het kamp De Vecht bevolken. In het kamp Hessum kwamen na het vertrek van de bewoners ook evacués, die tot na de Bevrijding hier hun tijdelijke thuis hebben gehad. Mogelijk is er toen een klein houten gebouwtje geplaatst dat dienst heeft gedaan als kerkje. Het klokje hiervan is nog in bezit van de huidige eigenaar van het terrein. De evacués maakten tot na de Bevrijding deel uit van de Dalfser gemeenschap. Hun kinderen kregen op de lagere school les samen met de kinderen uit het dorp.
Na de oorlog
Na de Bevrijding zijn van het kamp De Vecht de barakken in de loop der tijd verdwenen en is het terrein ingevuld met bos. Alleen het met gras overgroeide asfalt verraadt nog de plaats van de hoofdingang. Kamp Hessum heeft na de oorlog tot omstreeks 1948 nog dienst gedaan als kamp voor collaborateurs uit de Tweede Wereldoorlog en daarna tot omstreeks 1951 als Rijksasiel voor Psychopaten. Op een enkele na zijn de barakken nu verdwenen en is het terrein omgetoverd tot een moderne camping: Het Tolhuis.