Dorus Rijkers, geboren Heldenaar, was tussen 1886 en zijn pensioen in 1911, schipper van de roeireddingboot van Nieuwediep van de Noord- en Zuid-Hollandse Reddingmaatschappij. In die kwart eeuw redde hij meer dan vijfhonderd drenkelingen het leven. 'Ik was zo groots op mijn bootje als op mijn zondagse pak', zei de bejaarde Rijkers eens tegen een verslaggever. Het tekende de bescheiden 'Opa Dorus', die als mensenredder was uitgegroeid tot populaire volksheld.
Zijn naar eigen zeggen 'kwaaiste redding', en zijn grootste huzarenstuk, verrichtte hij in de winter van 1887. De Duitse bark 'Renown' was toen in het Marsdiep aan de grond gelopen. Terwijl het vroor dat het kraakte, roeide Rijkers drie dagen achtereen met zijn bemanning uit. De laatste opvarenden haalden zij uit de mast van het in tweeën brekende schip. Dat hij niet kon voorkomen dat de stuurman voor zijn ogen in de golven verdween, zat hem nog op het einde van zijn leven dwars. Als dank voor zijn moed ontving Dorus Rijkers van de Duitse keizer Wilhelm I een gouden horloge met inscriptie. Het is, samen met zijn vele andere onderscheidingen, nog altijd te zien in het Nationaal Reddingmuseum in Den Helder dat zijn naam draagt.
Vanaf 1824 werd het reddingwerk langs de kust van Noord-Holland en de Zuiderzee gecoördineerd door de Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij. Voordien was de redding van schipbreukelingen en het bergen van de lading van verongelukte schepen, een zaak van de bewoners van de kustdorpen. Langs de verraderlijke geulen van de Noordkop hadden ze er een welkome bijverdienste aan. Aanleiding voor de oprichting van de Maatschappij was een scheepsramp bij Huisduinen, waarbij drie opvarenden en zes redders het leven lieten. Het weerhield de Noordkoppers er niet van ook nog steeds op eigen initiatief in actie te komen. Zo redde de 24-jarige Dorus Rijkers in 1872 zijn eerste vijfentwintig drenkelingen met zijn eigen vlet.
Geleidelijk verbeterde de veiligheid langs de Noord-Hollandse kust. Er werd een begin gemaakt met een georganiseerde kustwacht en er kwamen wachtposten en vuurtorens, zoals de gietijzeren Lange Jaap in Den Helder, evenals een seinsysteem. De roeireddingboten uit de tijd van 'Opa Dorus' werden na 1910 geleidelijk vervangen door motorsloepen. De NZHRM kreeg bij haar 125-jarig bestaan in 1949 het predikaat 'Koninklijk' en fuseerde in 1991 met de Zuid-Hollandse zusteroganisatie tot Koninklijke Nederlandse Redding-Maatschappij (KNRM). Wat niet veranderde, is dat de bemanning van reddingboten bleef bestaan uit vrijwilligers. Tegenwoordig verrichten zij elk jaar meer dan 1500 reddingen en hulpverleningen, al is het nu meestal van pleziervaartuigen.
Dorus Rijkers was in het gewone leven vletterman en werd ondanks alle huldeblijken niet rijk van zijn heldenmoed. Toen bleek dat hij op zijn oude dag in behoeftige omstandigheden verkeerde, werd in 1923 het particuliere 'Helden der Zee-fonds Dorus Rijkers' opgericht. Het fonds zamelde geld in om oud-redders en hun nabestaanden een kleine wekelijkse uitkering te geven. Nog altijd ondersteunt het fonds uiteenlopende projecten op het terrein van het reddingwezen.