Wigbold Crommelin en Suriname

Surinaams hout en papegaaienkooi in Sint-Oedenrode

Tijd van pruiken en revoluties

Toen Wigbold Crommelin (1712 - 1789) in 1781 zijn kasteel in Sint-Oedenrode verkocht, bleek hij in het bezit te zijn van bijzondere voorwerpen. Op de lange lijst van bezittingen stond een papegaaienkooi en een tafeltje van Surinaams hout. Hoe kwamen zulke voorwerpen in de achttiende eeuw in Sint-Oedenrode terecht? En hoe kon iemand in Sint-Oedenrode eigenaar zijn van een Surinaamse koffieplantage?

Gouverneur van Suriname

Wigbold Crommelin was militair in het Staatse leger. In 1749 kreeg hij werk in Suriname. Dat was onderdeel van de kolonie Nederlands-Guyana. Crommelin kreeg een belangrijke functie in de kolonie. In 1753-1754 en in 1757-1770 was hij gouverneur van Suriname en bestuurde de kolonie namens de Sociëteit van Suriname. Dat was een handelsonderneming die de belangen van de planters moest beschermen.

Plantage Rust en Werk

Planters waren eigenaren van plantages. Dat zijn landbouwbedrijven die bijvoorbeeld koffie of rietsuiker verbouwden. Ook Crommelin was planter. Hij legde in Suriname drie koffieplantages aan. De belangrijkste was Rust en Werk. Slaven plukten de koffiebonen in werktuinen. Op de plantages van Crommelin werkten meer dan 200 slaven. Ze woonden in een slavendorp op de plantage. Crommelin verbleef in het plantershuis. Dat was een groot landhuis.

Slavenhandel

De West-Indische Compagnie (WIC) haalde slaven uit West-Afrika en verkocht ze aan de planters. Slaven moesten gedwongen werken. Ze waren bezit van de planter en hadden niets te zeggen. Hun eigenaar bepaalde hoe ze leefden, woonden en met wie ze omgingen. Soms kwamen de slaven tegen hun eigenaar in verzet. Er brak dan een slavenopstand uit. De opstandige slaven werden wreed gestraft. Crommelin wilde minder strenge straffen invoeren, maar de planters waren het niet met hem eens.

Vrede met de Marrons

Sommige slaven in Suriname wisten weg te vluchten van de plantages. Ze vormden groepen en gingen in het oerwoud wonen. Ze werden 'Marrons' genoemd. De Marrons overvielen soms de plantages. Ze verbrandden de huizen of vermoordden eigenaren. De planters trokken dan met patrouilles het oerwoud in om dorpen van de Marrons te verwoesten, de inwoners te doden of gevangen te nemen. In 1760 wist Crommelin vrede te sluiten met de Marrons. Dat was het beste voor alle inwoners van de kolonie.

Terug naar Suriname

In 1770 keerde Wigbold Crommelin naar Nederland terug. Na zijn tweede huwelijk met Sybrandina Storm van 's-Gravensande kocht hij in 1774 kasteel Dommelrode om er rustig te wonen. Maar Suriname bleef trekken. Crommelin wilde misschien weer gouverneur worden. Dan kon hij terug naar zijn plantages en kon onderhandelen met de Marrons. Maar Crommelin zou nooit meer naar Suriname terugkeren. In 1781 werd zijn huis in Sint-Oedenrode met veel spullen verkocht. Daarbij zaten ook voorwerpen uit Nederlands-Guyana: een papegaaienkooi en een tafel van Surinaams hout!