De negentiende eeuw was de eeuw van de emancipatie. Heel wat groeperingen kwamen in actie om een einde te maken aan achterstelling en discriminatie. Vrouwen wensten, geïnspireerd door voorbeelden als Aletta Jacobs, onder meer het kiesrecht. Gegoede burgers eisten allerlei politieke rechten op en later deden dat ook de arbeiders, die zich voorzichtig in vakbonden organiseerden.
Ook de Katholieke Kerk doorliep in de negentiende eeuw een emancipatieproces. In de Franse tijd kwam er aan de overheersing van de Hervormde godsdienst in Nederland een einde, althans op papier. Een belangrijke volgende stap voor de emancipatie van de katholieken was de grondwet van 1848. Hierin werden nadrukkelijk 'grondrechten' gedefinieerd, zoals de vrijheid van godsdienst. Katholieken voelden zich steeds minder achtergesteld en gingen meer en meer hun plaats in de samenleving opeisen. Fraters en zusters waren werktuigen van de katholieke emancipatie, die ook tot uitdrukking kwam door de bouw van heel veel nieuwe kerken, met grote bouwmeesters als Cuypers en Weber.