Rond 1820 zijn er veel arme mensen in Drenthe. De meeste Drenten werken als landarbeiders. Ze wonen in kleine, slechte huizen.
Armoede in Drenthe
Om op het land van de rijke landheer te mogen werken, moeten zij een groot deel van de opbrengst van hun land afstaan. De arbeiders mogen zelf maar een klein deel van de oogst houden. Er wordt dan ook vaak honger geleden. Als de oogst mislukt of als er geen werk meer is in het veen hebben de mensen niks meer en kunnen ze aankloppen bij het armenwerkhuis. Meer informatie over armoede in Drenthe vind je in het venster over de Maatschappij van Weldadigheid.
Werkhuizen
In de 18e en 19e eeuw wonen de mensen die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen in het armenwerkhuis. De bewoners zijn arm, oud, ziek of gehandicapt. Maar ook jonge kinderen waarvan de vader of moeder is overleden komen in het armenhuis of 'waarkhoes' (werkhuis) terecht.
Elke bewoner moet in ruil voor voedsel en onderdak, werken op het land van de nabijgelegen boerderij. Ook moeten zij klussen doen als naaiwerk, breien, touwpluizen of matten vlechten.
Leven in een armenwerkhuis
Het werkhuis bestaat uit een serie kleine kamers. Hierin kan soms een heel gezin wonen. De 'huisvader' en 'huismoeder' zorgen voor de orde in het 'waarkhoes'. Iedere bewoner moet zich aan de strenge regels houden, anders worden ze zonder pardon weer op straat gezet. Sommige mensen vinden de leiding zo streng dat ze liever in armoede en zonder hulp in een hutje op de heide blijven wonen.
Armenzorg door de kerken
De armenwerkhuizen zijn vaak eigendom van de kerk. De kerk heeft vanouds de taak om arme mensen te helpen. Elke kerk heeft een speciale 'afdeling' (de diaconie) die zorgt dat er onderdak, eten en kleding komt voor mensen die straatarm zijn. De spulletjes die arme mensen nog bezitten, moeten ze aan de kerk geven.
Waar kun je ze nog vinden?
De vroegere armenhuizen zijn vaak afgebroken. Sommige zijn verbouwd en worden nu gebruikt als woonhuis.