Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het Rampjaar. Frankrijk, Engeland en de bisschoppen van Keulen en Munster vielen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aan. Om de naderende Franse legers een halt toe te roepen, werd een strook land tussen de Zuiderzee en de Biesbosch onder water gezet. Hierdoor werden de polders onbegaanbaar voor vijandelijke troepen, maar het water stond ook niet hoog genoeg om te kunnen varen. Zo ontstond een verdedigingslinie, de (Oude) Hollandse Waterlinie. De Waterlinie liep ten oosten van Rijnland. Rijnlandse polders lagen niet in het inundatiegebied. Dit gold wel voor enkele polders die tot het Groot-Waterschap van Woerden behoorden, maar via de Oude Rijn op Rijnland afwaterden. Deze polders lagen tussen twee parallel lopende afwateringskanalen, de Enkele en de Dubbele Wiericke, en vormden het smalste punt van de Waterlinie.
Ook de Fransen zetten land onder water. Zij staken de Lekdijk door om de Hollandse troepen te verjagen. Hierdoor kwam het gebied ten oosten van de Dubbele Wiericke onder water te staan. Om overstroming van een groot deel van Holland te voorkomen gaf de pas benoemde stadhouder, prins Willem III van Oranje, bevel om een dijk langs de Enkele Wiericke aan te leggen. Deze dijk moest het gebied van Rijnland, Delfland en Schieland beschermen tegen overstromingen. In de winter 1672-1673 legden de drie hoogheemraadschappen de acht kilometer lange dijk gezamenlijk aan. De dijk werd Wierickerdijk of Prinsendijk genoemd, ter herinnering aan de rol van prins Willem III.
Na de aftocht van de Franse troepen (eind 1673) werd de Lekdijk hersteld. De Wierickerdijk werd hierdoor een slaperdijk, een dijk die pas bij doorbraak van de Lekdijk als waterkering dienst hoefde te doen. Tot ver in de 19de eeuw was de kans op zo'n doorbraak groot, maar door de verbetering van de Lekdijk werd deze kans een stuk kleiner. Door de grenswijziging van 1857 kwam de Wierickerdijk binnen het territorium van Rijnland te liggen, maar hij bleef in gezamenlijk onderhoud bij de hoogheemraadschappen Rijnland, Delfland en Schieland. Veel stelde dit onderhoud niet voor. Het beperkte zich steeds meer tot het repareren van de scheidingshekken op de verschillende vakken.
»Bijschrift bij de afbeelding:
Kaart van het fort Wierickerschans en van een gedeelte van de
daarlangs lopende Wierickerdijk bij de Oude Rijn. Op deze kaart, in
1758 of 1759 gemaakt door de Rijnlandse landmeter Klaas Vis, is het
zuiden boven.