Oorspronkelijk werden waterstaatswerken waarop de hoogheemraden van Rijnland toezicht hielden, onderhouden door de Rijnlandse ambachten. Dit gebeurde meestal in de vorm van arbeidsdiensten. Soms werden werken door aannemers uitgevoerd; de kosten werden omgeslagen over de ambachten. De heffing was gebaseerd op de oppervlakte van de ambachten, uitgedrukt in het aantal 'morgen' (0,85 hectare). Daarom heet de heffing het Rijnlandse morgengeld.
Rond 1500 werden werken steeds vaker uitgevoerd door aannemers. Ook begon het traditionele stelsel waarbij een ambacht of een groep ambachten verantwoordelijk was voor een bepaald werk plaats te maken voor onderhoud voor gemeenschappelijke rekening van alle belanghebbende ambachten. 'Gemeenmaking' betekende dat morgengeld jaarlijks geheven werd en niet meer incidenteel, zoals vroeger. Ook nam de hoogte van het morgengeld toe.
De administratie van Rijnland was begin 16de eeuw verbeterd. Er kwam een rentmeester, belast met het financiële beheer. Toen die constateerde dat de vanouds gehanteerde oppervlaktematen bij de heffing van het morgengeld niet altijd juist waren, werden in de jaren 1540-1542 enkele ambachten opgemeten. De resultaten waren zodanig dat de hoogheemraden besloten tot een algemene meting van alle ambachten van Rijnland met uitzondering van de ambachten langs de Spaarndammerdijk. Die waterden niet uit via de sluizen te Spaarndam en Halfweg en droegen niet bij aan de gemene lasten van Rijnland.
In 1543 en 1544 vond de meting plaats. Vier beëdigde landmeters trokken maandenlang door de velden. Schout en ambachtsbewaarders moesten de grenzen van het ambacht laten zien. Eigenaars en pachters moesten hun percelen aanduiden. Zo werd ieder perceel opgemeten. De landmeters legden alles vast in uitgebreide meetverslagen. Jammer genoeg maakten zij geen kaarten bij hun verslagen. Na de meting bleek dat de oppervlakte van de ambachten 30 procent groter was dan voorheen was aangenomen. Dit betekende niet dat Rijnland in het verleden benadeeld was, wel dat sommige ambachten te veel betaalden en andere te weinig.
Toen naar aanleiding van de uitkomsten van de meting nieuwe aanslagen van het morgengeld werden opgelegd, kwam een aantal ambachten in verzet. Men vond het oneerlijk dat voor slecht land evenveel betaald moest worden als voor goed land. De heren van Wassenaar en Hazerswoude en het stadsbestuur van Leiden sloten zich bij het verzet aan. Het kwam tot een proces voor het Hof van Holland dat in 1550 eindigde met een schikking. Voortaan telde bij de omslag van morgengeld ook de waarde van de percelen mee.
»Bijschrift bij de afbeelding:
Een fragment van het meetverslag of morgenboek van Noordwijk
en Noordwijkerhout. De meting vond hier al in de jaren 1541 en 1542
plaats.