40 Indiëgangers

Bevrijdingsoorlog Indonesië

Oorlog en verdriet zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, ook bij de bevrijdingsoorlog van Indonesië tegen Nederland. Van dit verdriet krijgt de Kempen zijn deel, en Vessem zeker. Twee van de acht Kempische militairen die in (het voortraject van) deze oorlog sneuvelen komen uit dit Kempendorp: Harrie Soetens en Jac Swalen.

 

Net buiten de dorpskern staat voor hen een herdenkingsmonument. Waarschijnlijk net als al die andere dienstplichtige militairen stapt Jac Swalen nagenoeg onwetend op de boot naar Nederlands-Indië. Voor Harrie Soetens geldt deze onwetendheid minder. Hij meldt zich een paar jaar eerder als vrijwilliger. Maar de beweegredenen van beide Vessemnaren zijn vergelijkbaar: de Nederlandse kolonie bevrijden van lastige opstandelingen. Een gerechtvaardigd doel is de algemene opvatting, die ook de kerk onderschrijft. Zo noteert een Reuselse kapelaan: ‘Een katholieke jongen is eerst een goed soldaat, wanneer hij een dapper strijder is voor land en volk en tevens voor Christus en zijn kerk.’ De jongens weten niet beter dan dat hun opdracht alom gewaardeerd wordt.

Dus te wapen. De gezagsgetrouwe Kempische militair maalt er niet om. Bedenkingen komen later, vooral van jongere generaties. Zoals bij de oprichting van het Vredesmonument in Eersel, in 2001.

Twee oorlogen

Vanuit de Kempen vertrekken tussen 1947 en 1949 zo’n 350 dienstplichtige militairen naar Nederlands-Indië. Een beperkt aantal vrijwilligers is hen dan al voorgegaan. De militaire missie is het gevolg van het regeringsbesluit om het vrijheidsstreven van de Indonesiërs de kop in te drukken. Het leidt tot twee Nederlands-Indonesische oorlogen, lange tijd aangeduid met de verhullende term ‘politionele acties’. Maar het is wel degelijk militair ingrijpen dat gewapenderhand verloopt en niet vrij is van oorlogsmisdaden.

Daar gaan ze: jong, onervaren, politiek onwetend, maar gezagsgetrouw en braaf katholiek. Bijna niemand heeft ooit de zee gezien en nu varen ze met ruim 2.000 anderen naar Nederlands-Indië, een reis van een maand. Onderweg leren ze een beetje Maleis en krijgen ze voorlichting over hygiëne en (tropische) ziekten. Een film over geslachtsziekten is vast onderdeel van het programma. Eenmaal aan wal worden ze overweldigd door de weelderige natuur, ‘andersoortige’ mensen, onbekend eten en een tropisch klimaat.

Strijdt verhardt

Verscheidene Kempische dorpsjongens houden een dagboek bij. Ook sturen ze brieven naar het thuisfront. Daarin lezen we over dagelijkse beslommeringen, fysieke ongemakken, het geestdodende wachtlopen en het afzien tijdens oefeningen. Het contact is wederzijds. In bijna elk Kempendorp richten vrijwilligers een tijdschrift op dat de Indiëgangers informeert over het wel en wee in het eigen dorp. Zo kent in Reusel het blad De Brug een bloeiend bestaan.

Bij de eerste ‘politionele actie’ worden veel gebieden heroverd op de opstandelingen. De grote steden zijn betrekkelijk veilig, maar in de rimboe houden zich guerrillastrijders op. Zo’n gebied moet worden ‘gezuiverd’, een riskante klus. Een voorlopige wapenstilstand in 1947 wordt regelmatig geschonden. De strijd verhardt, er volgt een tweede oorlog. Een soldaat vertelt later: ‘Ze [de opstandelingen] dragen een kippepootje om de hals, dan zijn ze onkwetsbaar, denken ze. Daar zijn ze wel achtergekomen. We zijn er dezelfde dag achteraan gegaan. […] We hebben er tussen de 150 en 200 geliquideerd…’

Kempische slachtoffers

Onder druk van de VS kiest Nederland eieren voor zijn geld. Indië wordt in 1949 zelfstandig en heet voortaan Indonesië. De balans voor de Kempen: acht gesneuvelden.

De meeste militairen keren na een jaar of twee terug naar hun geboortestreek, waar ze een warm onthaal krijgen, maar waar voor traumaverwerking geen plaats is. Pas vele decennia later schakelen sommige veteranen psychische hulpverlening in. In Hooge Mierde leveren twee inwoners een bijdrage aan de herwaardering van de Indië-veteranen. Simon Dickens gaat met velen van hen in gesprek en publiceert daarover. En beheerder John Meulenbroeks ruimt in zijn museum De Bewogen Jaren een plek in voor de strijd van Kempische militairen in Indonesië.