De dorpskern in de 17de eeuw

Een boeiende schets van bewoners, woonhuizen, winkels en werkplaatsen

Een krappe vijftig huisjes langs de Gouwe vormen in 1670 de dorpskern van Boskoop. De huisjes, gebouwd van riet, hout en leem, staan minutieus getekend op een bijzondere plattegrond die is gemaakt door Johannes Douw, gezworen landmeter van Rijnland. Samen met een heleboel schuurtjes, pakhuizen en zelfs een hooiberg.

 

Met deze korte beschrijving begint Edwin van Voskuilen zijn artikel, bestemd voor Paktijd 53, het verenigingsmagazine van de Historische Vereniging Boskoop, uitgegeven in juni 2010. In het artikel, gebaseerd op de plattegrond van Douw schetste de auteur een boeiend portret van een kleine woonwijk aan de Gouwe.
Dit is een verkorte versie van het artikel. Onderaan dit verhaal een link naar de oorspronkelijke versie.

Het is rond 1669 als de schout en schepenen van Boskoop aan Johannes Douw vragen om een plattegrond van de kade langs de Gouwe te tekenen. Met een pen brengt hij de kade in beeld, vanaf de zuidkant van Boskoop dorp tot en met de bocht naar het westen.
De oostzijde geeft hij op de kaart minder gedetailleerd weer. Alleen de Boscoper Wegh, later de Reyerscopersdijck en tegenwoordig de Gouwestraat met het Reijerskoop, noemt hij met naam.

Rieten daken tegen de kou

Landmeter Douw heeft duidelijk gevoel voor detail. Hij tekent niet alleen de huizen heel precies, ook brengt hij heel nauwkeurig de Nederduits Gereformeerde kerk uit 1549 in beeld. De kerk is in die tijd te bereiken via een voetpad dat op de Dorpsstraat West uitkomt. Daarvoor moet de kerkganger wel het ‘roester’ (rooster) oversteken. Dit rooster moet voorkomen dat loslopend vee en andere dieren het kerkterrein oploopt. De wegen zijn nog niet al te best. Er zijn aanwijzingen dat enkele straatjes wel van klinkertjes zijn voorzien. Fragmenten daarvan worden later teruggevonden bij de sloop van de hervormde pastorie op het kerkplein. Maar met regenachtig weer liggen de wegen er in 1670 al snel modderig bij.

Ten westen van de Gouwe staan 45 huizen en talloze schuren, bijgebouwtjes en pakhuizen. Hier en daar een hooiberg.  De meeste van deze huizen zijn nog gebouwd in oude stijl en dus van hout, leem en riet. Met name riet is goedkoop en ruim voorhanden. Het wordt vooral gebruikt om in de vorm van vlechtwerk de buitenmuren mee te maken. De muren worden met leem afgestreken en versterkt met eikenhouten palen. Ook de daken worden grotendeels van riet gemaakt. Vandaar dat de achternaam ‘Dekker’ (van rietdekker) zoveel voorkomt. Rieten daken hebben als bijkomend voordeel dat ze goed isoleren tegen de kou. Hierdoor zijn zolders geschikt als slaap- of opslagruimte.

Uiteraard zijn rieten en houten huizen brandgevaarlijk. Rijnlandse keuren verplichten de aannemers daarom de huizen ook aan de binnenmuur met leem te bestrijken.
Op die manier wordt de brand binnenshuis gehouden.

Smalle daken en topgevels

De huisjes worden met opzet smal gebouwd. Regenwater geeft op brede daken meer verrotting dan smalle daken. Aan de voor- en achterkant zijn vaak topgevels gemaakt, om lekkage aan de dakranden te voorkomen. Topgevels zijn de karakteristieke gevels met een in een punt uitlopend geveldeel.

Sinds begin van de zevende eeuw verschijnen er steeds meer schoorstenen in het dorpsbeeld. Voor die tijd dient een vuurplaats in het midden van de woonkamer als kookgelegenheid en warmtevoorziening. Met de schoorstenen beginnen de meer welgestelde mensen hun rieten daken te vervangen door pannen daken. Dat valt ook Douw op. Zijn kaart laat zien dat enkele huizen in de Barendstraat al voorzien zijn van dakpannen. Een paar decennia na het verschijnen van Douws plattegrond komt de Renaissance bouwstijl met trapgevels in zwang. Ontstaan in Italië, overgewaaid naar Nederland. Met de verfijning van de huizenbouw komt ook het beroep metselaar tot stand. De eerste vermelding van een metselaar in Boskoop is uit 1637.

Dorpsbewoners

Douw brengt niet alleen de huizen zelf in beeld, hij schrijft ook de namen van de hoofdbewoners erbij. Zo is het voor de kroosheemraden duidelijk wie met z’n tuin aan de kade grenst. In de zeventiende eeuw worden nog geen achternamen gebruikt, maar een zogenaamd patroniem of vadersnaam. Niet dat ze geen achternaam hebben, maar die wordt simpelweg in de praktijk niet altijd gebruikt.

Verwoestende brand

Wie op dat moment precies in de buurt Dorpsstraat west woont, is nu niet meer te achterhalen. Een grote brand op 23 september 1753 verwoest de meeste documenten uit het verleden van Boskoop. Uit de zeventiende en midden achttiende eeuw zijn er nagenoeg geen akten meer waarin per huis is bijgehouden wie er woonde.

Gelukkig hebben veel Boskopers dan ook een stukje grond in Hazerswoude (polder Rietveld en Binnenweg), Alphen (Steekterpolder en Nessepolder) of in Waddinxveen (polder Snijdelwijk). Daar worden de overdrachten van grond ook nauwkeurig bijgehouden zodat er toch nog enige informatie te vinden is over de toenmalige bewoners van de dorpskern. Ook de morgenboeken van Rijnland en de doopboeken van de Nederduits Gereformeerde Kerk vormen een welkome aanvulling.

Van bakker tot klompmaker

De naam van een hoofdbewoner zegt nog niet zoveel over de buurt die aan de Gouwe grenst. Een portret van een woonwijk is pas te maken als je weet wie er nog meer woont en welke beroepen de mannen hebben. De buurt lijkt vooral een mix te zijn van arbeiders en bewoners op stand. De beroepen van de bewoners varieerden van metselaar en klompenmaker tot vermogend landbouwer en chirurgijn.
Met veelal de eigen vader als voorbeeld of zelfs leermeester.

Scheepbouwer

Het beroep van scheepmaker of scheepbouwer komt wellicht het meest voor in het centrum van Boskoop West. Uit de diverse administraties blijkt dat dit een lucratief beroep was. Eén specifieke scheepbouwer had meerdere huizen in de dorpskern. Zoals een goed centrum betaamt zijn er ook een paar warme bakkers te vinden.

Kleine gemeenschap

De dorpskern van Boskoop in 1670 omspant een gebied van niet groter dan 200 bij 200 meter. Desondanks staan de vele winkels, woonhuizen en werkplaatsen dicht tegen elkaar gebouwd. Modderige wegen en brede sloten laten het karakteristieke kavelpatroon zien waar Boskoop nog steeds bekend om is. Het meeste vervoer gaat over water, de kleine middenstand heeft er dus belang bij om dichtbij de Gouwe z’n nering te drijven en zodoende de aanvoerlijnen van producten zo kort mogelijk te houden. Dat verklaart ook de naam van de latere Bootstraat, die dan bestaat uit een binnengracht waarlangs kleine bootjes tot aan de achterkant van de huizen langs de Heerestraat kunnen komen.

De vaardige hand van Johannes Douw schetst de contouren van een kleine, maar desondanks zelfvoorzienende gemeenschap van timmerlieden, metselaars, schoen- en klompenmakers, bakkers en scheepsbouwers.