Stormwaarschuwing
Van horen zeggen wist de moeder van boerin Ria Schrama hoe het eraan toeging als er gevaar voor dijkdoorbraak bestond: ‘Overdag werden dan een of twee manden in een hoge paal gehesen en ’s nachts een of twee lantaarns. Als er twee manden of twee lantaarns werden gehesen, dan moesten de mensen met paard en wagen naar de dijk om te helpen zwakke plekken te versterken.’
Herinneringen Ria Schrama, van boerderij Annahoeve aan de Overdiemerweg, en haar moeder (HKD jrg 12-2, 2002)
Zoden aan de dijk
Wat nu het Markermeer (IJmeer) is, was in de middeleeuwen de Zuiderzee. Die werd in de 12e en de 13e eeuw steeds groter en gevaarlijker. De Allerheiligenvloed van 1170 had dat laten zien! Wanneer de Diemerzeedijk is aangelegd weten we niet precies. Het moet in de 13e eeuw zijn geweest. Het riviertje de Diem, die in de Zuiderzee uitmondde, werd toen afgedamd. Ook in de Amstel bij Amsterdam kwam een dam te liggen. Dat was hard nodig, want het peil van het zeewater bleef stijgen en het zeewater kon daardoor steeds makkelijker die riviertjes instromen en overstromingen veroorzaken.
Dijkaanleg was toen allemaal handwerk. Met spades of schoppen werd een dijk van klei en aarde opgeworpen en die werd bedekt met plakken gras of zoden. Aan de zeekant werd van hout een beschoeiing gemaakt, die moest voorkomen dat door de golfslag de dijk zou afkalven of afbrokkelen. Later werd die beschoeiing een wand van dikke palen. Men sprak daarom ook wel van een ‘paaldijk’.
Rampen
Erg hoog en stevig was de Diemerzeedijk eerst nog niet. En nog heel vaak zou bij storm en hoog water de dijk doorbreken, met als gevolg dat het land achter de dijk, en dus ook Diemen, overstroomde. Men sprak dan van een watersnood en die kon rampzalig zijn. Want hoe hoger het water kwam te staan, des te meer mensen en óók koeien, schapen en andere dieren verdronken. In en rond Diemen zijn er dijkdoorbraken geweest in de jaren 1307, 1404, 1421, 1508, 1509, 1514, 1532, 1570, 1609, 1651, 1675 en 1702. Bij zo’n dijkdoorbraak ontstond soms een diep stroomgat dat daarna vaak een meertje bleef, zoals het Nieuwe Diep bij het Flevopark
Strijd tegen het water
De strijd tegen het water vergde heel veel inspanning. Om te proberen nieuwe overstromingen te voorkomen werd de dijk voortdurend verhoogd en versterkt. Dat gebeurt nog steeds, maar toen moesten de mensen het zelf doen. Alle Diemenaren konden door de dijkgraaf worden opgeroepen om te helpen bij het ophogen van de dijk. Later veranderde dat en moest iedereen waterschapsbelasting betalen om het onderhoud van de dijk te bekostigen. Dat is nog steeds zo.
Graaf van de dijk
r kwam een aparte organisatie voor het onderhoud en de versterking van de dijk: een waterschap. Dat heette officieel het Hoogheemraadschap van de Zeeburg en Diemerdijk. Aan het hoofd stond de dijkgraaf en die werd geholpen door zogenoemde hoogheemraden, die de inwoners van het gebied achter de dijk vertegenwoordigden. Samen vormden ze het bestuur. Dat mocht mensen bestraffen als ze hun belasting niet hadden betaald, of als ze bijvoorbeeld voor eigen gebruik aarde van de dijk hadden weggegraven, zeg maar: gestolen. Daarvoor kon je zelfs de doodstraf krijgen. Het kantoor van het waterschap stond aan de Diemerzeedijk. Het heet het Gemeene Landshuis (het woord ‘gemeen’ betekent hier ‘algemeen’). Het werd in 1727 gebouwd en staat er nog altijd.
Paalworm
Drie jaar ater sloeg de paalworm toe. Dat kleine beestje was rond 1730 met schepen vanuit Azië meegekomen en vermolmde en verpulverde de palen van de dijken. Die werden toen ineens heel kwetsbaar en moesten snel worden hersteld. Dat gebeurde ook, maar in plaats van palen kregen de dijken aan de zeekant nu een lange glooiing. Die werd bekleed met stenen, later basaltblokken. De golven verloren vlak voor de dijk, doordat het water daar ondieper werd, eerst aan kracht en sloegen vervolgens op de keien kapot. In heel korte tijd werden alle zeedijken van Nederland op deze wijze stormbestendig gemaakt, ook de Diemerzeedijk. Die heeft het sindsdien steeds gehouden al was het in januari 1916 wel even kantje boord.
Droogmakerijen of polders
1627 en 1629 werden ten zuiden en ten westen van Diemen twee meren met behulp van molens drooggemalen. Dat waren de Bijlmermeer en de Watergraafsmeer (vroeger ook Diemermeer genoemd). Die liggen 4 tot 5 meter onder zeeniveau. Tegenwoordig worden de polders door elektrische gemalen drooggehouden. Een droogmakerij wordt ook polder genoemd, maar niet elke polder is een droogmakerij. In Diemen heb je de Diemer-, Overdiemer-, Venser- en Gemeenschapspolder, maar dat zijn nooit meren geweest. Deze polders liggen nu plusminus 1 à 2 meter onder zeeniveau (waar huizen staan is het ongeveer 1 meter) en moeten daarom óók steeds bemalen worden. En dat is de reden waarom we ze polders noemen.