In de jaren vóór de oorlog was Borne een klein dorp. De wijken buiten de kern waren er nog niet. Borne was omringd door weilanden met hier en daar een boerderij. De uitbreiding van het dorp speelde zich ten westen van oud Borne af, waar zich het huidige centrum ontwikkelde en na de Tweede Wereldoorlog grote nieuwbouwwijken ontstonden. Vanaf 1950 groeide de bevolking van Borne van 12.350 naar 21.000 in 2010. Met de bouw van de wijk Bornsche Maten wordt gemikt op een groei naar zo'n 28.000 inwoners.
Eerste uitbreiding
De eerste naoorlogse woningbouw vond plaats in de directe omgeving van het centrum: in 'n Esch, de Vogelbuurt, Wensink-Noord en bij de Theresiakerk aan de Welemanstraat en Oude Hengeloseweg. In de jaren zestig volgden de Sterrenbuurt in Wensink-Zuid, de Zeeheldenbuurt in 't Wheele en werd over het spoor gestart met de bouw in de wijk Letterveld. In de jaren zeventig werden het Letterveld, 't Wheele en Wensink-Zuid verder uitgebreid en volgden nieuwe wijken aan de westkant van het spoor: 't Oldhof, de Tichelkamp, Ledeboer/ Refined en Kerkedennen. Vanaf de jaren tachtig volgden nog de nieuwe Es, de Bekenhorst, de Zuid-Esch, Spanjaardshof en ‒ aan de andere kant van de rondweg ‒ de Stroom Esch en recent de Bornsche Maten. De verstedelijking draaide kortom op volle toeren. Door deze groei heeft Borne de laatste 50 jaar een ware metamorfose ondergaan.
Rijtjeswoningen
Na de oorlog was het bouwen vooral gericht op het oplossen van de heersende woningnood. Veel jonggehuwden woonden noodgedwongen in bij familie of op kamers. Om de woningnood op te lossen zorgde de overheid ervoor dat de procedures sterk verkort en vereenvoudigd werden. In hoog tempo schoten de standaard rijtjeswoningen uit de grond. Deze seriematige bouw heeft achteraf gezien niet veel fraais opgeleverd en is vooral terug te vinden in de Enk, Meidoorn- en Clematishof en in de Zeeheldenbuurt. In de Bornse Courant van oktober 1970 klaagde men al over het woonmilieu in de nieuwe woonwijken: de monotone vormgeving van de wijken, het tekort aan identiteit van de wijken en "een mogelijke saaiheid". In de later aangelegde wijken werden de rechte straten veelal vervangen door woonerven, werd er minder standaard gebouwd en kwam er mede door de toenemende welvaart meer ruimte voor koopwoningen, wat tot verbetering van de diversiteit en het woon- en leefmilieu leidde.
Van Stroom Esch tot Bornsche Maten
De geplande uitbreiding over de rondweg bracht de gemoederen jarenlang danig in beweging. De autochtone Bornenaar stond hier sceptisch tegenover. Enerzijds omdat daarmee nogal wat import ‒ "boetenmaarksen" ‒ naar Borne zou komen, anderzijds omdat er gebouwd moest worden over de rondweg, een psychologische drempel, net als eerder het spoor. Het gemeentebestuur besloot eind jaren zeventig dat bouw over de rondweg simpelweg noodzaak was vanwege de behoefte aan nieuwbouw voor de groeiende bevolking. Er kwam hevig verzet op gang vanuit de oppositie onder leiding van Albert Storm, gemeenteraadslid voor de PPR, en de milieubewegingen. De bezwaren betroffen vooral de lage bouwdichtheid. De nieuwe wijk moest geen wijk voor "rijkelui" worden. Ook vond men de keuze van het gebied niet goed, gezien de grote natuur- en landschappelijke waarde ervan. De bezwaren werden uiteindelijk door de Raad van State ongegrond verklaard. In 10 jaar werd de Stroom Esch volgebouwd met 1.500 huizen, waarin veel mensen van buiten Borne kwamen wonen. Enkele tientallen jaren later roept de bouw van de Bornsche Maten geen enkel protest op. Ditmaal gaat het om 2.700 woningen, in eerste instantie bedoeld voor de opvang van de bovenlokale groeibehoefte in Twente. Er is zelfs een landgoed met 15 villa's gepland voor de echte "rijkelui". Het kan verkeren.