Het Heilige Geest Gasthuis

Weldadigheidsinstellingen

Tijd van steden en staten

Vanaf de 13de eeuw ontstonden in Deventer uit particulier of kerkelijk initiatief veel weldadigheidsinstellingen, die zich ontfermden over armen en zieken, gebrekkigen en daklozen. Geleidelijk gingen die instellingen, veelal gasthuizen genoemd, zich richten op specifieke groepen, zoals armen, zieken, ouderen, geesteszieken, pest- of lepralijders. Zo ontstonden er diverse gasthuizen met elk een eigen bestemming.

Gasthuizen

Het stichten en onderhouden van gasthuizen berustte vooral op het christelijk beginsel van naastenliefde. Het waren aanvankelijk vooral kerken en kloosters die het als hun plicht zagen op te komen voor de zwakkeren. Ook welgestelde burgers droegen hun steentje bij. Zij deden regelmatig schenkingen of vermaakten bij testament hun bezittingen aan een gasthuis. Gasthuizen hadden ook inkomsten van zogenoemde kostkopers. Dat waren burgers die hun bezittingen aan een gasthuis overdroegen in ruil voor een verzorgde oude dag. Zo verwierven de gasthuizen in de loop der eeuwen veel huizen en landerijen. De dagelijkse werkzaamheden werden aanvankelijk doorgaans verricht door religieuzen, broeders of zusters, terwijl vaak een priester was toegevoegd voor de zielzorg en de administratie. Geleidelijk aan werd de invloed van het stadsbestuur groter door de aanstelling van bestuurders uit eigen kring, provisoren genoemd. Ze moesten jaarlijks verantwoording afleggen op het stadhuis. Na de reformatie ging het stadsbestuur zich steeds nadrukkelijker verantwoordelijk stellen voor de zieken- en armenzorg en werd de rol van kerken en kloosters teruggedrongen. In 1880 sloten diverse gasthuizen zich aaneen tot de Verenigde Gestichten. De hiernavolgende gasthuizen hebben in Deventer een belangrijke rol gespeeld en zijn de voorlopers van de latere zieken-, verzorgings- en verpleeghuizen.

Het Heilige Geest Gasthuis

Dit oudste gasthuis van Deventer, dat al bestond in 1267, was gelegen aan de Brink (nu nr. 70) en de aangrenzende Kleine Overstraat. Het gasthuis beschikte over een uitgebreid erf. Oorspronkelijk was het bedoeld voor vreemdelingen, zwervers en reizigers die geen herberg konden betalen. Later werden ook zieke en arme burgers van de stad opgenomen. Aan het gasthuis was een gemeenschap verbonden van zusters en broeders. In 1645 werd het gebouw aan de Brink verlaten en verhuisde men naar het gebouw van het voormalige Meester Geertshuis aan de Bagijnenstraat.

Het Voorster Gasthuis

Dit gasthuis werd gesticht rond 1475 uit de nalatenschap van de vermogende Geert Hakesberch. Het was gelegen op de hoek van de Golstraat en de Roggestraat, op het terrein dat vanouds De Voorst werd genoemd. Het was bedoeld "voor arme luyden, veroldert ende kranck, van leden verlammet". De naam bleef, na fusie met het Heilige Geest Gasthuis, voortbestaan in het huidige Grote of Voorster Tehuis in de Smedenstraat, dat in de Tweede Wereldoorlog werd verwoest.

Het Sint-Elisabeths- en Sint-Jurriëngasthuis

Het Sint-Elisabethsgasthuis (ca. 1516) was en is nog steeds gelegen op de hoek van de Bagijnenstraat en de Smedenstraat. Dit gasthuis ontwikkelde zich tot een onderkomen voor geesteszieken. Het was de voorloper van het psychiatrisch ziekenhuis Brinkgreven, nu Stichting Dimence. Het geheel gerenoveerde pand biedt sinds 2009 onderdak aan Beschermd Wonen Deventer. De nieuwe beeldjes aan weerszijden van de ingang aan de Bagijnenstraat stellen Sint-Elisabeth en Sint-Jurriën (Sint-Joris) voor. De laatste naam herinnert aan het Sint-Jurriëngasthuis, dat hier gelegen was. De oudste vermelding van dit oorspronkelijk buiten de stad gelegen gasthuis dateert uit 1346. Het bood opvang aan lepralijders. Na de Tachtigjarige Oorlog is het gasthuis als bejaardenhuis herbouwd aan de Bagijnenstraat. Nu staat het in de wijk de Zandweerd.

Het Sint-Geertruiden- of Pestengasthuis

Dit gasthuis was gelegen in het Noordenbergkwartier op de plaats van de huidige Fermerie, die er ook deel van uitmaakte. Het dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw. Het oorspronkelijke armenhuis groeide uit tot een gasthuis voor pestlijders. De pest eiste in Deventer eeuwenlang een hoge tol, zoals in 1636: ruim 2.800 slachtoffers binnen 6 maanden. Vanaf de Tachtigjarige Oorlog fungeerde het ook als hospitaal voor zieke en gewonde soldaten. Hieruit kwam in 1884 de bouw voort van het Sint-Geertruidengasthuis of -ziekenhuis aan de Singel.

Naast deze gasthuizen kende Deventer nog tal van instellingen die zich bezighielden met opvang en verzorging van hulpbehoevenden, zoals het Stappenconvent, het Van Mouwijckhuis, het Burgerweeshuis en enkele hofjes zoals het Meijers- en het nog bestaande Jordenshofje in de Kleine Overstraat. Kenmerkend voor zo'n hofje is de beslotenheid van een binnenplaats of binnentuin met daar omheen gelegen een aantal kleine woningen.