Door Peter Bitter
Omstreeks 925 kreeg de abdij van Egmond van de Hollandse graaf Dirk, twee boerderijen 'in villa Allecmere vocitata', te vertalen als 'in het dorp genaamd Alkmaar'. Zijn opvolger Dirk II schonk de abdij rond 980 onder andere 'in Alkmaar alle tol'. Zo is de vroegste geschiedenis van Alkmaar verbonden met zowel de abdij van Egmond als het grafelijke huis. Overigens was de abdij destijds een soort privé-eigendom van de graaf. Graaf Dirk II had nauwe banden met het Duitse hof en hij stimuleerde de verering van de heilige Laurens, de beschermheilige van de Duitse keizers. Hij verwierf relieken van de heilige, gebeenten die in een schrijn werden opgesteld in zijn Egmondse abdij. Er ging ook een reliek naar de kapel van Alkmaar, die aan Laurens gewijd werd.
In 1083 verkreeg de abdij de rechterlijke macht in Alkmaar, inclusief de inkomsten daarvan. Waarschijnlijk kreeg Alkmaar toen een eigen schout. Kort hierna scheidde Alkmaar zich af van de moederparochie Heiloo en vormde een eigen kerkgemeenschap.
De oudste archeologische vondsten van Alkmaar dateren van omstreeks 900. Resten uit de tiende eeuw zijn verzameld in een strook van ongeveer 80 bij 300 meter langs de oostkant van de Koorstraat-Laurensstraat. Het dorpje telde toen al tien of meer boerderijen. De nederzetting lag op de buitenste rand van een zandrug, omgeven door veenmoerassen en kleigebieden. Langs de randen van de zandrug waren hoofdwegen ontstaan, die nog steeds herkenbaar zijn in de Kennemerstraatweg en de Westerweg. De zandrug was ooit dicht begroeid en bosrijk ('lo' is een oud woord voor bos), totdat de mensen de grond bewerkten tot akkerland. Vanouds noemde men deze vruchtbare zandgronden 'geest-grond'. We vermoeden dat Alkmaar in de tiende eeuw vooral een boerendorpje was. Hoewel ... de heel vroege vermelding van een tol is wel opmerkelijk.
In 1132 wordt Alkmaar omschreven als een 'forum' oftewel 'markt' en in 1166 als 'oppidulum' wat zoveel betekent als 'kleine hoofdplaats'. In die periode hadden de graven van Holland grote problemen met opstandige West-Friezen. Alkmaar speelde daarin een hoofdrol als grensplaats van Kennemerland en West-Friesland. Het werd door beide partijen beurtelings veroverd en verloren, met alle gevolgen van dien. Een paar honderd meter ten oosten van Alkmaar stond het grafelijke kasteel Torenburg. Maar ook in Alkmaar was er een versterkt bestuurscentrum. Pal naast de kerk stond een imposant woonhuis op de plaats van het latere 'Hooge Huijs'. Bij opgravingen werd hier een brede omgrachting gevonden uit de elfde of twaalfde eeuw. Vermoedelijk is het een grafelijk hof geweest. De omgrachting was verbonden aan de gracht rond de kerk. Bij opgravingen zijn de resten gevonden van een voor Hollandse begrippen grote tufstenen kerk uit de twaalfde eeuw. Vergelijkbare hoven met kerken zijn bekend uit andere grafelijke hoofdplaatsen zoals Haarlem, Leiden en Delft.
Alkmaar was in de twaalfde eeuw een handelsplaats met een belangrijke markt. In de omgeving werd zelfs graanbelasting geïnd volgens de 'hoed naar Alkmaarse maat'. De nederzetting was ook sterk gegroeid. Archeologische resten uit de elfde en twaalfde eeuw worden gevonden vanaf de Bagijnenstraat tot halverwege de Langestraat en van Koningsweg tot Laat, in een gebied van zo'n 350 bij 350 meter. In moderne ogen lijkt dat weinig, maar Alkmaar was daarmee een van de grootste nederzettingen in het toenmalige Holland en moet al vele tientallen huizen hebben geteld.
De naam Alkmaar
De oudste versie van de naam is Allecmere, en langzamerhand is dat veranderd in Alkmaar. Het tweede deel van de naam, 'mere' of 'maar', verwijst duidelijk naar water: het woord meer bestaat natuurlijk nog steeds, en mare is een oud woord voor waterloop. Het eerste deel van de naam is lastiger. Vroeger dacht men dat het gewoon van 'al' of overal kwam, al-mere is dan overal meren, maar dat is niet zo waarschijnlijk want je mist de k-klank. Logischer is het oude woord alk, dat modderig betekent. De naam past ook mooi bij die van het nabijgelegen Schermer, dat 'helder water' betekent. 'Modderig water' is niet zo mooi misschien, maar tenslotte heeft Alkmaar toch ook haar Victorie aan modderwater te danken.
Water!
De plaatsnaam Alkmaar verwijst naar water. Middeleeuws Alkmaar werd meermalen getroffen door overstromingen en eeuwenlang werd gestreden tegen het water. Overtollig regenwater stroomde via de Die en Zeglis toe, zeewater werd soms opgestuwd in de Rekere. Tussen zandruggen werden dijken aangelegd, zoals de Heilooërdijk nabij Alkmaar. Het Geestmerambacht werd voor 1200 zelfs geheel rondom bedijkt. Een deel van die dijk werd rond 1250 opgenomen in de Westfriese Omringdijk. Het betrof het tracé langs de rechter Rekere-oever (nu o.a. de Frieseweg) en het Zeglis tot achterlangs Oudorp. Rond 1200 bouwde men langs de linkeroever van de Rekere een dijk van Alkmaar naar Bergen. De Langestraat en Houttil danken er nog hun hogere ligging aan. Desondanks vonden grote overstromingen plaats in 1163, 1170, 1248, 1287, 1288, 1334, 1375 en tijdens de twee Elisabethsvloeden van 1421 en 1424. Daarbij ontstonden talrijke meren. De problemen werden steeds groter: van 1477 tot 1570 waren er maar liefst negen overstromingsrampen. Het water had overigens ook een voordeel: Alkmaar was eeuwenlang uitstekend bereikbaar voor handelsschepen!