Jan I van Cuijk sticht het Graafse gasthuis inclusief kapel in 1291 en voorziet het in 1294 van stabiele en blijvende inkomsten. Het gasthuis is niet alleen een van de oudste, maar ook een van de langst bestaande zorginstellingen van ons land: het huidige verzorgingshuis gaat er rechtstreeks op terug. Schutspatroon is Sint-Catharina van Alexandrië.
Jan I schenkt het gasthuis in 1294 de helft van zijn recht op de novale tienden in Beugen, Boxmeer, Cuijk en Sambeek. Tienden zijn een belasting in natura: ze geven de rechthebbende een aandeel in de opbrengst van landbouwgrond, in dit geval van in cultuur gebrachte woeste grond. Pas in 1909 worden de tiendrechten afgeschaft. Door de jaren heen ontstaat er bij de tiendplichtigen onbegrip over deze belastingen uit een steeds verder verleden.
Een gasthuis heeft de zorg voor zieken en reizigers en ligt dan ook vaak net buiten de stad of vlakbij een poort. We weten niet precies waar het allereerste Graafse gasthuis gelegen heeft; wel, dat het huidige Katrien, gebouwd in 1838, een ander gebouw op die plaats heeft vervangen. Het Graafse gasthuis is een wereldlijke instelling met een wereldlijk bestuur en is dat altijd gebleven. De stad heeft ook een kerkelijke instelling, de zogenaamde Tafel van de Heilige Geest. Later krijgt deze instelling een eigen gebouw. Dat geesthuis wordt gevestigd achter de kerk, in de Hoofschestraat. De armen kunnen er terecht voor ondersteuning in geld maar vooral in natura: brood, hemden, schoenen.
Geesthuis en gasthuis zijn door de eeuwen heen ruim bedacht door vrome mensen, met grond of met rechten op jaarlijkse inkomsten ('renten') uit onroerend goed van de schenkers in geld of in natura. De inkomsten in natura bestaan vrijwel altijd uit rogge. Beide instellingen hebben dan ook grote schuren voor opslag. De renten zijn meestal niet beperkt in tijd, de nakomelingen van de schenkers moeten ze blijven betalen. Al dit onroerend goed is verspreid over heel het Land van Cuijk en zelfs daarbuiten. In de zestiende eeuw vloeien de twee instellingen samen tot één enkele instelling, het gasthuis. Dat is strikt wereldlijk en staat onder toezicht van het stadsbestuur. Als in 1602 alle kerkelijke inkomsten toevallen aan prins Maurits en zijn opvolgers, blijven de inkomsten van het gasthuis zo beschikbaar voor armen, zieken en gebrekkigen. Die inkomsten zijn hard nodig, want het gasthuis heeft behalve met inwoners van Grave en gewone passanten ook te maken met de vele families van soldaten die achter hun kostwinner aan trekken. Grave heeft als garnizoensstad ook veel wezen. Zij vallen onder een stedelijke weeskamer. Wezen zonder directe familie worden geplaatst bij pleeggezinnen. Een weeshuis is er maar kort geweest.
Het gasthuisarchief: een bijzondere bron
De stad Grave heeft een rijk archief, dat zwaar te lijden heeft gehad van een brand in het stadhuis in 1902. Veel ervan is nog niet gerestaureerd, een gedeelte was ook niet meer te redden. Het zeer rijke gast- en geesthuisarchief is door de eeuwen heen intact gebleven. Het vult met zijn 2000 charters (oorkonden op perkament) allerlei oude lacunes op in het stadsarchief. In de eerste plaats echter geeft het een prachtig beeld van namen en bezittingen door de eeuwen heen.