De laatgotische Oude Kerk is als hart van het beschermde dorpsgezicht een belangrijk onderdeel van de identiteit van Borne. Voor zover bekend is dit rijksmonument het eerste grotendeels in baksteen uitgevoerde bouwwerk in Twente. Bouwhistorisch onderzoek wees uit dat eraan is gebouwd van ongeveer 1420 tot 1515. De kerk bestaat uit drie delen: aan de oostzijde het eenbeukige koor van twee traveeën (gebinten zou men zeggen bij een Twentse boerderij) met een driezijdige koorsluiting, het tweebeukige schip van drie traveeën, en aan de westzijde de toren van drie geledingen en met een hoge naaldspits. Koor en schip worden overdekt door een dak met de noklijn op één hoogte. Deze vormen één ruimte, afgescheiden door een triomfboog. De twee zuilen in het midden van het schip zijn van Bentheimer zandsteen. Het gebouw is 35 m lang; de toren (tot aan de bol onder het kruis) is 48 m hoog.
De kleine voorgangster van de Oude Kerk
De Oude Kerk is gebouwd om een oudere voorgangster heen die al in 1206 bestond. Dit rechthoekige, vermoedelijk Romaanse zaalkerkje, had een dakruiter op de westgevel en een rechthoekig koor aan de oostzijde. Het schip was wat smaller dan de huidige toren en het dak aanzienlijk lager. Het aan Maria en Stephanus gewijde kerkje was misschien al gebouwd in de 8ste of 9de eeuw.
Otto van Weleveld, eerste financier van de Oude Kerk
Van 1387 tot 1426 was Otto III, zoon van de heer van Ruinen, beleend met de havezate Weleveld. Als leenman van de bisschop van Utrecht was hij in zekere mate ook diens plaatsvervanger. Dat gaf hem een belangrijke stem in zaken van kerkelijke aard. Otto nam het initiatief om het oude kerkje te vervangen door een groter gebouw. In de beginfase van het project was hij de belangrijkste financier.
De bouwgeschiedenis
Omstreeks 1420 begon men met de bouw van de bakstenen romp van de toren van 9 m hoog. Hierover deed men een jaar of 6. Rond 1425 ging men werken aan het nieuwe koor, dat om het oude heen kwam te staan. Omstreeks 1430, nog vóór het dak op het koor stond, begon de bouw van het nieuwe schip. Men kan nog zien dat het eerst de bedoeling was een eenbeukig schip te maken, even breed als het koor. Maar later besloot Johan II, de zoon van Otto III, het schip tweebeukig te maken en breder dan het koor. Johan was drost van Twente (1437-1443) en een vermogend man. Een grotere kerk gaf hem nog meer aanzien. Het schip werd rond 1440 of 1445 voltooid. Toen zijn een aantal kerkelijke goederen verkocht, waarvan de opbrengsten ten goede kwamen aan de bouw. De toren bestond toen alleen nog maar uit een romp van 9 m. Het dak van het schip stak daar 7 m bovenuit en moest daarom aan de torenzijde tijdelijk worden afgeschoten met een houten topgevel. Het nieuwe schip was op dat moment al in gebruik en het oude schip gesloopt. Van 1450 tot 1475 werd de toren verder afgebouwd. Johan II financierde de nieuwe bronzen torenklok. Vervolgens kwamen de gewelven aan de beurt. Hierop is nog steeds het jaartal 1482 te zien. Dankzij de hoog opgemetselde gewelven heeft de binnenruimte, ondanks de lage zijmuren, toch een indrukwekkende hoogte. In de tweede helft van de 15de eeuw is ook de sacristie toegevoegd.