De Romeinen beschikten al over watermolens en molens die door dieren aangedreven werden. De windmolen is van veel latere datum. Borne kende geen poldermolens, maar wel industriemolens: twee watermolens en enkele windmolens die aanvankelijk dienden voor het malen van graan (vooral rogge), pelmolens voor gort en rijst, oliemolens en houtzaagmolens. In de 19de eeuw werden de stoommachine, de verbrandingsmotor en tenslotte de elektromotor gebruikt voor aandrijving van het maalwerk. Helaas is in Borne geen enkele molen bewaard gebleven.
Welevelder molens
Havezate Weleveld in Zenderen had twee watermolens, één voor koren en één voor olie, gelegen aan twee kolken waarvan er nu nog één aanwezig is. Van de beide muldershuizen is er ook nog één over. Daarnaast was er de Welevelder windmolen op het Bornse veld. In 1582 werd bij de vernielingen van het huis Weleveld door oorlogshandelingen melding gemaakt dat "die moele geheel gelempt ende van vloegelen ende wintbalken ontstelt" was. Dit is de eerste vermelding van deze windmolen. In 1684 verhuurden Judith Vrouw van Weleveld en haar man Joost Chr. Van Bevervoorde "hun eigendomelijke molen voor levenslang" aan molenaar Evert Gerritsen. In 1689 verkopen zij de molen met bijbehorende grond en opstal "met de wiend [wind] aan Jan Gerritsen, muller tot Almelo en sijn huisvrou Fenneken Meilinck voor 7500 carl. Gl." Deze Jan Gerritsen, koopman, was al pachter van zowel de water- als de windmolen van de heren van Rechteren in Almelo. Toen in 1777 de aangetrouwde zoons Gerrit en Otto Bruins kort na elkaar waren overleden, hertrouwde de weduwe Fenneken Mollink met Jan Hendrik Dikkers, schout van Vriezenveen. Vanaf die tijd werd de aloude Weleveldermolen "De Dikkersmolen" genoemd.
Nieuwbouw, verkoop en afbraak
In de Franse tijd werd de "molendwang" afgeschaft, waardoor men voortaan het koren kon laten malen waar men wilde. Ook stond het eenieder vrij om molens te bouwen. Al in 1799 werd de zeskantige houten beltmolen in Bornerbroek gebouwd. Deze windkoren-pelmolen, "de molen van Braakhuis", werd in 1930 gesloopt. G.J.O.D. Dikkers, zoon van genoemde Jan Hendrik, kocht in 1819 havezate Weleveld en bouwde een nieuwe windkoren- en pelmolen aan de oostzijde van het dorp in "het nieuwe land". In 1894 werd deze molen De Hoop samen met de Dikkersmolen door de familie geveild. Willem IJzereef, molenaar op Singraven bij Denekamp, kocht de op stoom gebrachte Dikkersmolen, die in 1905 werd afgebroken en in Sint Oedenrode weer opgebouwd. De gebroeders IJzereef bleven de locatie gebruiken voor hun houthandel annex zagerij. De windkoren- en pelmolen "De Hoop" kwam in handen van Hermannes Velthof. Omstreeks 1920 werd deze molen van zijn wieken ontdaan. In 1895 bouwde: "Everard" Vonke een stoomkorenmolen aan de Almelosestraat die door zijn opvolger Everard van den Berg in 1924 verkocht werd aan de heer Brok, die er een garage in vestigde. Bernardus ten Heggeler kocht in 1900 een stuk grond in Zenderen om er een windmolen op te bouwen. Kort daarop ging hij failliet en werd de molen gekocht door G.J. Winkelman. Deze winkelier en caféhouder te Zenderen schafte een petroleummotor aan. In 1920 liet hij de wieken verwijderen en stapte over op een dieselmotor. Toen in 1922 zijn opvolger Hendrik Winkelman op 28-jarige leeftijd stierf, werd de "wind- en motorgraanmalerij met veehandel en boerengemaal" verkocht aan de er werkzaam zijnde molenaar Bernard Wissink die hem in 1925 weer verkocht aan de landbouwbank in Almelo. Uiteindelijk ontkwam geen van deze molens in de 20ste eeuw aan de sloophamer.