Rond het begin van onze jaartelling woonden in de omgeving van Hellendoorn al geruime tijd mensen in kleine nederzettingen bij elkaar. Een nederzetting mag het eigenlijk nog niet heten. Vaak gaat het om één groot erf met een paar bijgebouwtjes, een waterput en een spieker voor de opslag van het graan. De bewoners oefenden het boerenbedrijf uit. Van hen is geen schriftelijke neerslag in de historie bekend; voor informatie over hen en hun leefwijze zijn we aangewezen op archeologische waarnemingen en toevalsvondsten op het akkerland. Zo werden resten van nederzettingen uit die tijd gevonden op de Schuilenburger Es en aan de Leemkampweg in Marle. Onder het esdek werd op beide locaties een grote concentratie van potscherven aangetroffen, waarvan een aantal met vingerafdrukken van de pottenbakker of -bakster.
Continue bewoning
De omgeving is waarschijnlijk continue bewoond geweest. Er was
sprake van zogenaamde zwervende erven. Als de ene plek uitgeput
was, werd een erf even verderop opnieuw gebouwd. Uit de
periode rond 800 werd bij bouwwerkzaamheden aan de Hofsteestraat
een gave kogelpot gevonden. Deze bevindt zich nu in dorpsmuseum De
Valkhof.
Bij de aanleg van een koeienstal op de Schuilenburger Es
werden aardewerken potten uit de 8ste of 9de eeuw gevonden. In een
eerste laag werden alleen bodems van de potten aangetroffen. Een
paar meter verderop lagen alle potranden. Dit duidt erop dat er
meer hoogteverschil is geweest op de es en dat boeren later
geprobeerd hebben de grond te egaliseren. Het is goed mogelijk dat
het hier om huisraad gaat van erven die een paar eeuwen later
bekend staan als Cruceberge, Meijerink, Imhof en Hof te Hulsen.
Deze behoorden tot de latere havezate Schuilenburg.
Een houten kerkje
In diezelfde periode gingen de Germaanse bewoners geleidelijk over tot het christendom. In 1961 werden bij de restauratie van de Hellendoornse dorpskerk resten gevonden van een romaanse voorganger van de kerk, waarbij ook een begraving aangetroffen werd. Het ging hierbij om een houten kerkje, dat waarschijnlijk gedateerd kan worden op de 8ste of 9de eeuw. Dat duidt erop dat deze omgeving al vroeg tot het missiegebied behoorde. De overlevering in Hellendoorn wil trouwens dat op dezelfde plek ooit een Germaanse offerplaats was, of dat er een schapenschot (schaapskooi) gestaan heeft.
Van woeste naar cultuurgrond
De bewoners zullen een hard bestaan hebben geleid in deze
omgeving, want de meeste grond moest nog in cultuur worden
gebracht. Restanten van dergelijke werkzaamheden zijn teruggevonden
bij het Blik aan de Meester Ponsteenlaan, waar grondsporen aangeven
dat de onvruchtbare zandgrond stelselmatig is gemengd met mest en
plaggen.
Daarnaast moesten de boeren een constante strijd leveren tegen een
buiten zijn oevers tredende Regge. De hogere plekken werden
gebruikt voor grondbewerking en bebouwing, de lage graslanden voor
het grazen van het vee. Deze staan bekend onder namen als maste en
mars, de hoger gelegen akkergronden dragen vaak de naam es of enk
voor grotere akkercomplexen en kamp voor afgebakende individuele
akkers. Verschillende veldnamen die hieraan herinneren zijn nu
opgenomen in straat- of wijknamen.