Mobilisatie Veenendaal
Op 24 augustus 1939 begon het Nederlandse leger met de mobilisatie. In Veenendaal werden zo’n 2000 soldaten gelegerd. De officieren werden ondergebracht in Hotel De Haas, aan de Markt. De onderofficieren werden ingekwartierd bij de burgerij en de manschappen kregen onderdak in enkele openbare gebouwen zoals scholen.
De militairen hielden zich in Veenendaal vooral bezig met het aanleggen van verdedigingswerken. En ofschoon Nederland formeel neutraal was, bereidde men zich voor op een vijand uit het oosten. Om het die vijand zo moeilijk mogelijk te maken werd in september 1939 het gebied ten oosten en zuiden van Veenendaal onder water gezet (geïnundeerd) door de Grebbesluis bij Wageningen open te zetten.
Het gebied tussen Veenendaal en Wageningen kwam daardoor enkele tientallen centimeters onder water te staan. In de strenge winter van 1939/1940 veranderde het geïnundeerde gebied in een grote ijsvlakte, waardoor het mogelijk werd om van Veenendaal naar Wageningen te schaatsen.
De Nederlandse sergeant Henri van Hoof beschreef de evacuatie: “ik zag een droeve, lange, zich langzaam voortbewegende stoet van mannen en vrouwen, kinderen en dieren. Een zwijgende sombere stoet van 15.000 mensen die voorttrok door de straten, waarlangs de woningen verlaten stonden en waarvan er enkele hevig brandden. Het was een lange verbijsterende stoet geëvacueerden, allerlei vehikels medevoerend. Het hoogstnoodzakelijke bijeen geraapt en gebonden in pakken op de rug. Fietsen, piepend onder de onmogelijke vreemde last van dekens en tassen, koffers en pakken. Boerenwagens met zwaar trekkende paarden. Huilende vrouwen en kinderen. Kreupelen en oude van dagen. Een lange, lange stoet.”
In de vroege ochtend van 10 mei vielen de Duitse troepen Nederland binnen. In verband met de ligging in de Grebbelinie, werd Veenendaal diezelfde dag nog geheel geëvacueerd. Ook in omliggende plaatsen als Wageningen, Rhenen, Renswoude en Woudenberg moest de burgerbevolking weg. De bewoners van Gelders Veenendaal evacueerden richting Ede. De inwoners van Stichts Veenendaal vertrokken voor een deel per auto en spoor richting "Holland". Maar de meesten gingen in een lange stoet richting de Rijn bij Elst (U). Daar lagen bij het Ingense Veer kolenschuiten klaar, die de vluchtelingen stroomafwaarts zouden gaan brengen, naar dorpjes als Stolwijk, Bergambacht en Ammerstol. Rond 19.00 uur was Veenendaal leeg, op de militairen na. De reis met de kolenschuiten duurde twee dagen en twee nachten. De (in totaal 46) schepen waren niet schoongemaakt waardoor de evacués er vaak zwart van het kolengruis weer uitkwamen.
Op 13 mei braken de Duitsers bij Rhenen toch door de Grebbelinie. De in Veenendaal gelegerde soldaten trokken zich grotendeels terug, richting Houten en Jutfaas. Het plan van de Nederlandse legerleiding was om de stellingen van de oude Hollandse Waterlinie te betrekken. Diezelfde dag bombardeerden Duitse vliegtuigen echter het centrum van Rotterdam. En als Nederland niet zou capituleren, zou om te beginnen de stad Utrecht ook dat lot ondergaan. De volgende dag, 15 mei 1940, capituleerde Nederland.
Na de capitulatie keerde de bevolking al binnen een paar dagen weer terug naar Veenendaal. En alhoewel de schade in vergelijking met plaatsen als Wageningen, Rhenen en Scherpenzeel erg meeviel, waren er toch veel huizen beschadigd. Ook bleek bij terugkomst dat er uit sommige huizen en winkels was gestolen.