Als keizer Napoleon kort na 1800 op het hoogtepunt van zijn macht is, kan hij zijn veroverde gebieden naar eigen goeddunken indelen. Een akkoordje binnen de familie volstaat. Zo moest broer Lodewijk, die in 1806 koning van Holland was geworden, eerder al Vlissingen afstaan in ruil voor Oost Friesland. Nu speelt een soortgelijke kwestie in het zuiden van de Meierij. Deze kwestie wordt – op papier – opgelost in 1807 bij het Traktaat van Fontainebleau: Lommel gaat naar het Frankrijk van Napoleon, Luykgestel komt bij de Nederlanden. Kortom: de inwoners belanden in een ander land. De reden van deze switch moeten we zoeken in de wens van Napoleon om een kanaal aan te leggen tussen Schelde, Maas en Rijn. In dit plan (dat uiteindelijk niet wordt uitgevoerd) is de ligging van Lommel een belemmering. Lommel vormt een merkwaardig aanhangsel onder de bijna-enclave Luyksgestel. Dat komt slecht uit bij de aanleg van het geplande Canal du Nord. Dat kanaal moet zo recht mogelijk lopen en daarbij ligt Lommel lelijk in de weg. Niet getreurd. De machtigste man van Europa kiest voor een uitruil. Die legt hij overigens keurig vast in een traktaat, dat dan weer wel.
Traktaat van Fontainebleau.
In artikel 4 van dit traktaat, dat in Fontainebleau wordt ondertekend, staat dat de koning van Holland Lommel en een stuk van Eersel aan de Zijne Majesteit keizer Napoleon afstaat in ruil voor het noordelijk grondgebied van Gerstel (zo wordt Luyksgestel genoemd). Vervolgens staat er: ‘De afstand tussen de twee landen zal een rechte lijn zijn van oost naar west over het grondgebied van Eersel en Gerstel, niet verder dan 1000 meter ten noorden van het canal du nord.’ Deze omschrijving is niet echt duidelijk. Dat blijkt al als de landdrost, de toenmalige gezant van de Franse keizer in Brabant, Luyksgestel niet kan vinden. Hij komt een dag te laat en kan daardoor de plaats niet in bezit nemen. Er volgen jaren van passen, meten en onderhandelen. Met als gevolg dat het tot 1843 duurt voordat de grens tussen Noord en Zuid definitief is.
Luyksgestel toevluchtsoord
In de periode dat Luyksgestel nog deel uitmaakt van het prinsbisdom Luik, dus voor 1807, is het dorp voor de katholieken in de grensstreek jarenlang de plek waar ze hun geloof in vrijheid kunnen uitoefenen. Er staan dan ook twee schuurkerken. Eén voor de gelovigen uit Lommel, één voor die uit Bergeijk en Eersel. Deze laatsten hebben er uren lopen voor over om de mis bij te wonen.
In 1724 wordt op de plek van een heilig huysken een kapel gebouwd, toegewijd aan Maria. Panken schrijft over de bedevaarten naar deze Kruiskapel: 'Menigmaal gaan heele buurten bij het heerschen eener besmettelijke ziekte enz. of om genezing voor een ongelukkige af te smeeken, naar deze kapel ter bedevaart.’ Het gebedshuis ligt in een rechte lijn met een kleinere kapel en de parochiekerk. De kruiskapel blijft altijd in gebruik als gebedshuis. Een deel van het rijke interieur komt terecht in de plaatselijke parochiekerk, de Martinuskerk.
Maar in de kapel is nog genoeg te bewonderen: beelden van Sint Lucia, Antonius Abt en Barbara. Daarnaast een moderne kruisweg en, aan de achterkant, een imponerend kruisbeeld. Kruisweg en kruisbeeld zijn gemaakt door beeldhouwer Toon Slegers. De combinatie van oude en nieuwe elementen bezorgt de kapel in 2002 de prijs van de Stichting Monumentenwacht. Het onderhoudfonds is in handen van de Vrienden van de Kapel, daarvan maken ook de nazaten van teutenfamilie De Haan deel uit.