21 Herkansing voor hervormden

Lodewijkskerkjes

De dominee heeft er zwaar mee. Sjouwen geblazen. Elke keer als in Hoogeloon een kind gedoopt moet worden, neemt hij vanuit het protestantse kerkje in Eersel de doopschaal onder zijn arm en loopt daarmee naar het kerkje in Hoogeloon. De route gaat, heel toepasselijk, over het Domineepad – een straatnaam die in beide gemeenten overigens verschillend gespeld wordt. Overigens: de protestantse kerkleden zijn evenmin te benijden. Zij lopen om de week, over datzelfde pad, naar het kerkje buiten hun woonplaats – een hele tocht.

Het begin van de omslachtige gang van zaken rond de doopschaal is nauwkeurig te duiden: 1818. In dat jaar stellen de protestantse geloofsgemeenschappen van Hoogeloon en Eersel vast dat ze ieder afzonderlijk te weinig leden hebben om een eigen dominee in het zadel te houden. Te duur. De predikant heeft weliswaar een traktement van het rijk en is daardoor zelden armlastig. Toch is de aanvullende vergoeding die daarnaast van de eigen protestantse gemeente verwacht wordt, blijkbaar te hoog voor Hoogeloon en Eersel. Dus gaan ze samen. Het verlaagt de kosten. Tegelijkertijd proberen ze de inkomsten te verhogen. Dat doen ze door, via de Maatschappij van Welstand (Venster 23), protestantse boeren van buiten de provincie naar de Kempen te lokken. Die moeten dan wel met het hele gezin lid worden van de plaatselijke protestantse gemeente. En daar uiteraard ook geldelijk aan bijdragen.

 Het verlies van financiële draagkracht in Kempische protestantse kringen aan het begin van de negentiende eeuw heeft z’n oorzaak: net daarvoor, in de Franse tijd, wordt de gelijkberechtiging van godsdiensten doorgevoerd. Veel protestantse ambtenaren verliezen hun bevoorrechte positie en verlaten de Kempen. Minder gelovigen, minder geld. Toch doet de overheid haar best hen verder te helpen. Met de bouw van Lodewijkskerkjes.

Lodewijkskerkjes

Lodewijk Napoleon, broer van Napoleon Bonaparte is van 1806 tot 1810 koning van Nederland. Zijn Nederlands is misschien niet al te best – naar het schijnt stelt hij zich een keer voor als ‘Iek ben konijn van Olland’ – voor het land doet hij goeie dingen. Zo maakt hij, na zo’n honderdvijftig jaar, een eind aan de verschillen tussen de religies. Hij streeft op dit vlak gelijkberechtiging na. In de Kempen krijgen de katholieken hun oorspronkelijke kerken terug. Zij immers zijn met veel meer in aantal. Maar de protestanten worden gecompenseerd met een voorschot voor de bouw van een nieuw kerkje. De teruggave van de kerken verloopt niet overal even soepel. In 1794 krijgt Netersel als eerste de eigen kerk terug. In Bladel ligt de dominee dwars. Pas in 1820 kunnen de Bladelse katholieken hun kerk weer in gebruik nemen. Intussen verschijnen er in Bergeijk (1812) en Eersel (1812) Lodewijkskerkjes. In 1820 is Bladel aan de beurt en in 1821 kan er ook in Hoogeloon gekerkt worden. De bouw van deze twee kerkjes verloopt via een latere rijksregeling. Om die reden worden ze Waterstaatskerkjes genoemd.

Huize De Drietip

Overigens: dat de dominee te voet van Eersel in de richting van Hoogeloon gaat, begint pas rond 1920. Eerder heeft de pastorie zijn hoofdvestiging in Hoogeloon en moet de predikant juist voor doopplechtigheden in Eersel een flinke afstand overbruggen. Dat dit verandert heeft alles te maken met de komst van mejuffrouw Mirandolle (Venster 29). De markante dame van stand verblijft begin twintigste eeuw elke zomer in haar opvallende villa op de Hees in Eersel en heeft een invloedrijke positie in de protestantse gemeenschap. Haar voorouders hebben in Indië een aanzienlijk familievermogen opgebouwd. Een deel hiervan zet mejuffrouw Mirandolle in om in Eersel huize De Drietip aan te kopen van dokter Bakhuizen van den Brink. Dit enorme pand biedt zij vervolgens aan als huisvesting voor de dominee. Diens ‘hoofdvestiging’ verhuist daarmee van Hoogeloon naar Eersel.