Aan twee geestelijken, Sasbout Vosmeer en Philippus Rovenius, was het te danken dat Oldenzaal tijdens de Tachtigjarige Oorlog toch overwegend katholiek bleef. Zij waren tijdens de moeilijke oorlogstijden leidende figuren in Oldenzaal.
Sasbout Vosmeer
Sasbout Vosmeer, geboren in Delft op 13 maart 1548, kwam uit een regentengeslacht. Hij ging in Leuven studeren en werd in 1572 door de aartsbisschop van Utrecht, Schenk van Toutenburg, tot priester gewijd. Hij vervolgde zijn studie in Leuven en Keulen en was in 1582 en 1583 in Rome. In deze zeer moeilijke periode voor de katholieke Kerk werd hij gevolmachtigde voor de Utrechtse bisdommen. Op 22 september 1602 benoemde paus Clemens VIII in ons land Vosmeer tot apostolisch vicaris en titulair aartsbisschop van Philippi (Philippi is een stad op de weg van Rome naar Constantinopel). Tot 1614 was Vosmeer apostolisch vicaris. In 1603 verboden de Staatsen, de anti-Spaanse en anti-katholieke Oranjegezinden, Vosmaer de toegang tot de Republiek. Vanuit Keulen ging hij met zijn werkzaamheden verder en reisde stiekem door ons land. Hij greep sterk in bij het nonnenklooster in Oldenzaal, omdat de tucht daar was verslapt. In 1612 dienden zelfs de overgebleven nonnen het klooster te verlaten. Wilden ze terugkomen, dan moesten ze opnieuw als novice intreden. In 1606 net als in 1582 heerste er in heel Twente een pestepidemie. Vosmeer ging de zieken bezoeken voor de laatste sacramenten. Het kerkhof was overvol en de doden werden buiten de stad bij het leprozenhuis aan de Hengelosestraat begraven. Vosmeer riep in dat jaar Rovenius naar Oldenzaal.
Philippus Rovenius
Rovenius werd geboren als Philips van Rouveen en gedoopt in Deventer op 1 januari 1573. Zijn grootvader was Melchior Winhof (1500-1585) jurist en burgemeester van Ootmarsum en bekend door de uitgave van het Landrecht van Overijssel in 1559. Toen Rovenius door Sasbout Vosmeer naar Oldenzaal werd gehaald in 1607, was hij president van het seminarie in Keulen. Vosmeer benoemde hem tot deken van het Oldenzaalse kapittel. Ook kreeg hij de geestelijke zorg van het bisdom Deventer. In 1614 volgde hij Vosmeer op als apostolisch vicaris. Rovenius bleef in Oldenzaal wonen. Hij was erg actief en duizenden gelovigen woonden de jaarlijkse sacramentsprocessies bij. In 1622 schreef hij in een verslag aan Rome dat alle 600 burgers van Oldenzaal katholiek waren. Rovenius maakte zich sterk voor het behoud van de kapittelschool. In 1626 kwam er toch een einde aan die school. Elf katholieke kinderen gingen naar de school in het Duitse Münster.
De inname van Oldenzaal door Ernst Casimir van Nassau in 1626
Rovenius zou in 1626 na de inname van de stad door Staatse troepen vanaf de grote steen op de Markt afscheid genomen hebben van de stad en burgerij. De belangrijke schatten van de kerk werden aan burgers ter bewaring gegeven. Onder dekking van het Interim van Roozendaal kwam Rovenius in 1628 terug in Oldenzaal. Uiteindelijk werd in 1632 de katholieke godsdienst definitief verboden. Dat bleef zo tot de Bataafse Revolutie in 1795. Philippus Rovenius bleef tot aan zijn dood in 1651 apostolisch vicaris van het bisdom Utrecht.
Gedicht van Joost van den Vondel bij 50 jarig priesterschap Rovenius in 1649:
De staf, noch myter, noch 't gewyde feestgewaet
Is ons Aertsbisschop niet, al geeft hy dus den
zegen;
Maer met een nedrigh hart te weigren dezen staet,
En drywerf twalef jaer in druck, van Christus wegen,
Den stoel van Willebrort uit liefde te bekleên,
Dat beelt den Kruishelt af: zoo kent Godts Kerck
Roveen.
Een groot compliment voor Rovenius, die niet alleen in Oldenzaal, maar in ons hele land zeer geliefd was en als een buitengewoon kundige leider werd beschouwd.