Huiswevers en fabrikeurs

Vroege textielnijverheid

Tijd van regenten en vorsten

Twente bestond eeuwenlang overwegend uit heide, venen, broekgronden en bossen. In deze woestenij lagen als eilandjes de kleine nederzettingen met hun akkertjes op de essen en hun weide- en hooilanden op vochtige plaatsen langs de beken. Rond 1600 was nog maar 8% van Twente in cultuur gebrach;. 150 jaar later was dit aangegroeid tot slechts 8,5%. De geringe uitbreiding was een gevolg van een chronisch tekort aan mest. Vergeleken met de veeteeltgebieden elderw in Overijssel waren de Twentse boerenbedrijven maar klein. Rond 1600 had een gemiddelde "grote boer" in Twente ruim 4 ha bouwland en 1 ha weiland; een keuterboer moest het doen met 1 ha bouwland en een ¼ ha weiland.

Tachtigjarige Oorlog

Twente heeft zwaar te lijden gehad van de Tachtigjarige Oorlog. De troepen opereerden meest vanuit Oldenzaal, dat in de periode 1568-1626 afwisselend door de strijdende partijen was bezet, totdat de Spanjaarden in 1626 definitief werden verdreven. De oorlogsschade was aanzienlijk. Rond 1600 was een vijfde deel van alle Twentse boerderijen verwoest of verarmd. Maar Borne en Almelo bleven relatief gespaard. Het nadelige gevolg daarvan was, dat daar maar weinig landbouwgrond braak lag voor startende jonge boeren. Zij konden ook geen woeste gronden ontginnen vanwege het chronische tekort aan mest. Zo konden veel boerenzoons geen bestaan meer vinden in de landbouw.

Huisweverij

Op de boerenerven was men reeds lang vertrouwd met het verbouwen en bewerken van vlas en met het spinnen en weven van linnen voor eigen gebruik. Nu gingen veel boeren hiervan hun hoofdberoep maken. Deze huiswevers, die zich later voornamelijk in het dorp vestigden, begonnen voor de markt te produceren. Borne werd zo het oudste centrum van de textielnijverheid in Twente. "Fabrikeurs" kochten de benodigde linnengarens in en zetten deze uit bij de huiswevers, die een weefloon ontvingen. De weefsels werden door de fabrikeurs verkocht aan afnemers in de grotere steden. In 1675 bereikte de textielnijverheid in Borne zijn hoogtepunt. De Bornse fabrikeurs behoren tot de rijkste inwoners van Twente. Maar hun rijkdom stond in schril contrast met de grote armoede van het merendeel van de bevolking. In 1675 behoorde 26% van alle Twentenaren tot de armen. Maar in Borne was het nog slechter: daar was 42% van de gezinnen onvermogend. Rond 1683 moest Borne zijn leidende positie afstaan aan Almelo, dat over betere transportmogelijkheden over water beschikte.

Bevolkingsgroei

De textielnijverheid zorgde voor een forse bevolkingsgroei in Borne. In 1600 telde het kerkdorp ongeveer 370 inwoners; het gehele richterambt ‒ met de buurschappen Zenderen, Hertme en Bornerbroek ‒ ongeveer 1.120. In 1675 was het aantal inwoners van het richterambt licht gestegen tot 1.260 door een toename in de buurschappen. Daarna veranderde de situatie dramatisch. Tussen 1675 en 1748 verdrievoudigde het aantal gezinnen in de buurschappen; in het kerkdorp trad een verdubbeling op. Door de snelle bevolkingsgroei was de huisvesting abominabel. Tussen 1675 en 1748 waren er 317 gezinnen bijgekomen, een toename van 137%, maar het aantal woningen groeide slechts met 17%. In de buurschappen waren de boerenerven overbevolkt.