Het bestuur van de stad Ommen was lange tijd in handen van enkele vooraanstaande families. Bij verkiezingen hielpen ze elkaar in het zadel om vervolgens onderling de lucratieve baantjes te verdelen. Toen aan het begin van de 18de eeuw de stad bijna bankroet dreigde te gaan, beloofde het in het nauw gedreven stadsbestuur paal en perk te stellen aan deze vriendjespolitiek: "In het vergeven van ampten sullen burgermeesteren en meente niet altijd op sig self, vrienden en familie sien, neen, maar daartoe ook andere wellevende en eerlijke borgeren bevorderen." Maar zodra de financiële crisis achter de rug was, vergaten de bestuurders deze belofte. Deze gang van zaken zette kwaad bloed bij de rest van de burgerij.
"Tegen regt en burgerwetten"
In januari 1780 plofte er een brief op de mat van de Gedeputeerde Staten van Overijssel. In dit schrijven wezen vier inwoners van Ommen het provinciebestuur erop "hoe sij sedert jaaren met groote ongenoegen hebben moeten sien dat de regeringe van dit steedeken soo borgemeesters als gemeenselyden beynaa alle of bloot vrienden of seer nauw an malkanderen vermaagtschap sij, terwijl na sulks onses bedunkes, alles teegen regt en goede burgerwetten strijdig sal moeten geoordeeld worden". De brief somde alle familierelaties tussen de bestuurders op. Slechts één bestuurder stond buiten deze families. Het provinciebestuur vroeg het stadsbestuur om een reactie op de aantijgingen. De regenten beriepen zich op het feit dat er geen enkele wet was die onderlinge verwantschap verbood. Ze wezen erop dat al deze meest eerbare en beste mannen naar "older gewoonte" verkozen waren. Ze stelden voor de ongefundeerde klacht ter kennisgeving aan te nemen. Zo verdween de klacht in de doofpot.
In het geweer
Maar de Ommenaren lieten het er niet bij. Nog datzelfde jaar kreeg hun aanklacht bijval via een pamflet Aan het volk van Nederland, waarin de Overijsselse politicus Joan Derk van der Capellen de vloer aanveegde met de vriendjespolitiek op landelijk niveau. Door uitgebreide benoemingsvoorrechten had stadhouder Willem V overal in het land aanhangers op belangrijke posities weten te manoeuvreren. Het anonieme pamflet sloeg in als een bom en groeide uit tot het manifest van de landelijke oppositiebeweging van de patriotten. Van der Capellen riep de burgers op zichzelf te organiseren en te bewapenen. Die oproep kreeg in 1782 ook in Ommen navolging met de oprichting van een Genootschap van Wapenhandel. Zij oefenden met verschillende wapens. De bestuurders van Ommen stonden vooralsnog aan de kant van de stadhouder en weigerden het genootschap alle medewerking.
"Sla maar dood!"
De partijen van patriotten en prinsgezinden kwamen in heel het land steeds feller tegenover elkaar te staan. De patriotten in Ommen marcheerden rond met een vaandel onder de leus "Voor Vaderland en Vrijheid". De Oranjepartij had zich in een corps onder leiding van Anthonie Visscher georganiseerd. In 1787 kwam het op veel plaatsen tot een uitbarsting. In Ommen gebeurde dat op 15 februari, toen beide corpsen elkaar op straat ontmoetten. Na een woordenwisseling sloeg één van de manschappen van Anthonie Visscher een patriot met de kolf van het geweer een kies uit de mond. Daarop klonk van de andere kant de kreet "Sla maar dood!" Dat maakte zo'n indruk op de Oranjepartij dat men alle kanten opstoof. Een prinsgezinde trommelaar zou daarbij met zijn grote trom in een steeg zijn komen vast te zitten.
Een provocerende prinsgezinde puber
De prinsgezinde partij riep vervolgens de hulp in van boeren en buitenlui uit de omgeving van Ommen. Dat veroorzaakte de nodige onrust. De stadsbestuurders waren inmiddels overwegend op hand van de patriotten en vroegen de gelijkgestemde Staten van Overijssel om raad. Die waren van mening dat de gewapende boeren en buitenlui niets in het stadsgericht te zoeken hadden en dat het Oranjecorps ontbonden moest worden. Zo gebeurde. Het patriottencorps mocht blijven bestaan. Niet alle pringsgezinden wilden zich bij deze nederlaag neerleggen. Op de jaarmarkt verscheen mevrouw Van Pallandt van Eerde met haar 12-jarige dochter en gevolg met oranje strikken aan de armen of op hun hoed. Het provinciebestuur had dergelijke versierselen verboden. Een omstander rukte daarom een dienstmeid haar strik af en gooide deze in het water. Maar aan de hoge dames waagde men zich niet. Het dochtertje liep een aantal keren provocerend de markt rond. De revolutie van de patriotten was van korte duur. In juni plunderden de burgermilities van Zwolle, Kampen en Vollenhove nog het nationale wapendepot bij de Ommerschans. Maar in september schoot de Pruisische vorst Frederik Willem II zijn zwager Willem V met een invasieleger te hulp. Het genootschap "Voor Vaderland en Vrijheid" moest de wapens inleveren. De revolutie was voorbij. Pas met de komst van de Fransen in 1795 keerden de kansen voor de patriotten.