De molenaar behoort tot de oudste ambachtslieden van de buurschap Olst. Omstreeks het jaar 1300 wordt al melding gemaakt van een "mouleman" en een erve "ther Molen". Mogelijk was dat de voorloper van de oude windmolen aan de Rijksstraatweg, die in de 20ste eeuw helaas zijn wieken heeft verloren.
Olie- en pelmolen
De Olster windmolen werd vanouds gebruikt voor het malen van graan. Daarnaast kende Olst nog een olie- en pelmolen, nu Bökkers Mölle, die omstreeks 1729 moet zijn gesticht door Henrik Casimir Gerrit baron van Voorst en molenaar Antoni Knippenberg. Olie werd verkregen door met molenstenen druk uit te oefenen op oliehoudende zaden, zoals lijnzaad, raapzaad en koolzaad. De olie uit lijnzaad werd gebruikt voor bereiding van verf, zeep en drukinkt. Uit raapzaad en koolzaad werd een bijna identieke olie geperst, raapolie, die onder meer dienst deed als lamp- en smeerolie. De molen was ook in staat het harde omhulsel van gerste- en haverkorrels te pellen oftewel verwijderen. De gepelde en verder bewerkte korrels noemde men gort, respectievelijk havervlokken of havermout, ze dienden vooral voor het maken van pap.
De grote molenbrand van 1866
De tweede helft van de 19de eeuw was een zeer bewogen periode in de geschiedenis van de olie- en pelmolen. Deze wisselde in die jaren vaak van eigenaar, de functie van de molen veranderde en er waren veel verbouwingen. Het begon met de grote molenbrand van 1866, waarbij houten kap en wieken van de molen verloren gingen. De eigenaar besloot de windmolen om te bouwen tot een door stoom aangedreven olie- en korenmolen en de overgebleven stenen romp van een zinken dak te voorzien. De molen werd vergroot met een nieuwe ruimte voor de stoommachine en er verrees een hoge fabrieksschoorsteen, die boven de naastgelegen dijk uitstak.
Een moderne broodfabriek
De stoommolen kwam in 1874 in handen van de firma Hulscher uit Deventer, die er een meel- en broodfabriek met machinale bakkerij vestigde. Men bracht de bakkerij onder in de stenen romp van de vroegere windmolen, terwijl het complex werd uitgebreid met een pakhuis (nu restaurant) en een meelfabriek (nu woonhuis). Hulscher hanteerde een modern bedrijfsconcept, dat de functies van stoommolenaar en bakker onder één dak verenigde en waarmee werd beoogd om meel en brood grootschalig en zo goedkoop mogelijk te produceren. Dergelijke fabrieken hadden veel succes in grotere steden, maar de Olster fabriek werd een mislukking. De molen werd opnieuw verkocht. De nieuwe eigenaar voegde een slachterij en rokerij van vlees aan het bedrijf toe, maar ook dat mocht niet baten.
Van stoommolen naar windmolen
In 1894 maakte eigenaar Hooglugt uit Heino een einde aan het
stoomtijdperk en gaf de molen weer de vroegere status van windmolen
terug. Op de achthoekige stenen romp werden een houten kap en
wieken geplaatst door molenfabrikant Ten Zijthoff & Zn. uit
Deventer.
De molen is in 1993 aangekocht door de Stichting Bökkers
Mölle en in de jaren 1995-1996 gerestaureerd. Dit
beeldbepalende dorpsmonument is nu, door de inzet van
vrijwilligers, in gebruik als korenmolen.