Rond 1800 zien we een grote toename van het aantal eigenerfde boeren in het kerspel Olst. De traditionele bezitsverhoudingen veranderden in korte tijd zeer ingrijpend. Eeuwenlang was de cultuurgrond bijna volledig in handen geweest van adellijke families en andere grootgrondbezitters, die de exploitatie van hun bezit grotendeels overlieten aan pachters. Opmerkelijk is, dat het in veel gevallen juist deze pachters waren die zich opwerkten tot eigenerfde boeren, door hun vroegere pachtboerderij en een aanzienlijk deel van de landerijen van hun landheer aan te kopen. Waarschijnlijk hebben de pachters bij de opheffing van het adellijk grondbezit een voorkeursbehandeling genoten. De landheer en zijn pachters hadden immers een langdurige pacht- én vertrouwensrelatie opgebouwd.
Een nieuwe boerenklasse
De opkomst van de eigenerfde boeren viel samen met een grote bloeiperiode in de landbouw, die sommige boeren de mogelijk bood om geld opzij te leggen voor een grote aankoop, terwijl hun inkomen voldoende was om de kosten van een aanvullende hypotheek te betalen. Vooral de graanprijzen namen sterk toe. Maar ook de prijzen van zuivelproducten ontwikkelden zich gunstig, terwijl in dezelfde periode de lonen van inwonend personeel en dagloners nauwelijks toenamen en ook de pachten achterbleven bij de stijging van de landbouwprijzen. De combinatie van stijgende verkoopprijzen en achterblijvende kosten leverde grotere pachtboeren, die hun productieoverschot op de markt verkochten, een forse inkomensstijging op. Een aantal succesvolle boerenfamilies plukte de vruchten van deze economische ontwikkeling en wist een vermogen op te bouwen. Er ontstonden grote verschillen in rijkdom tussen de nieuwe rijken en het snel groeiend aantal bezitloze landarbeiders, keuters en ambachtslieden. Die verschillen werden nog geaccentueerd doordat men dicht bij elkaar woonde.
Albert Logtenberg (1771-1858)
Vooral de buurschap Welsum werd vanaf de tweede helft van de 18de eeuw steeds meer gedomineerd door vermogende eigenerfde boeren, zoals de families Bredenoort, Hassink, Hengeveld, Logtenberg, Schokkenklamp en Voorhorst. Zo hadden Albert Logtenberg en zijn vrouw Eva Hengeveld, een rijke boerendochter uit Welsum, in 1830 90 ha land in eigendom, daarbij inbegrepen hun woonhuis en boerderij de Schelenberg (zijn nakomelingen lieten later in de eeuw de fraaie boerderij de Mediaan bouwen) en enkele pachtboerderijen. Hij was boer én landheer en daarnaast werkgever, lid van de gemeenteraad en ouderling. Door een uitgekiende politiek van onderlinge huwelijken wisten de Logtenbergs en andere boerenfamilies in Welsum bovendien versnippering van hun bezit te voorkomen. Albert was getrouwd met een Hengeveld-dochter. Hun dochter Jennigjen trouwde met Willem Schokkenkamp, dochter Jacomine met Teunis Hassink en dochter Hendrika met Hendrik Jan Schokkenkamp.
"Notabelste ingezetenen"
Welsummer boeren speelden een hoofdrol in de strijd om de macht
in het kerspelbestuur in de jaren 1789-1790, toen de traditionele
adellijke machtshebbers werden gedwongen hun macht te delen met
representanten van de rijke boerenklasse. Tijdens de eerste
vergadering van het kerspel-nieuwe-stijl waren liefst vijf van de
aanwezige boeren uit Welsum afkomstig.
Ook de bouw van de hervormde kerk in Welsum in 1830 moet een moment
van triomf voor deze boeren zijn geweest. In een verzoekschrift aan
de Koning schreven zij dat "enige der notabelste ingezetenen",
onder wie Albert Logtenberg, de bouwkosten van kerk en pastorie
voor hun rekening zouden nemen. Enkele decennia later schonk
Agnieta Logtenberg, een ongehuwde dochter van Albert Logtenberg,
duizend gulden voor de bouw van een orgel in de kerk van Welsum
(1866).