Op de Grote Markt, terzijde van de Grote Kerk, staat het standbeeld van een man met een grote letter in zijn hand. Dit standbeeld is opgericht als herinnering aan de Haarlemmer Laurens Janszoon Coster (1405-1484). Lange tijd werd hij als DE uitvinder van de boekdrukkunst beschouwd, althans in Nederland, en vooral in Haarlem. Ook dat is het onderwerp van deze legendevorming.
Coster heeft verschillende beroepen uitgeoefend. Zo was hij koopman en koster van de kerk. Ook hield hij zich bezig met het drukken van blokboeken en in hout uitgesneden prenten. Hij zou als eerste de inval hebben gekregen om teksten met losse letters te drukken, maar dàt verhaal is historisch niet te bewijzen. De legende verhaalt hoe hij, gezeten op een bankje in de Haarlemmer Hout, een letter uit beukenschors sneed tot vermaak van zijn kinderen. De letter viel uit zijn hand, en liet in het zand een scherpe afdruk achter… Zijn zelfgemaakte drukkersgereedschap zou door een Duitse drukkersknecht, in de kerstnacht van 1440, zijn gestolen en naar Mainz gebracht, waar een en ander aan Gutenberg werd verkocht. We weten niet of het echt zo gegaan is, en of Coster werkelijk als eerste op dat idee kwam. Buiten Haarlem wordt er weinig geloof aan gehecht, omdat geen enkele losse-letter-druk uit die begintijd aan Coster kan worden toegeschreven. Belangrijker is datgene waarvoor Coster het symbool is geworden: namelijk een nieuwe tijdgeest die de Middeleeuwen achter zich liet, een tijdgeest die hongerde naar snellere verspreiding van kennis en inzicht, waardoor allerlei mensen zich het hoofd begonnen te breken over snellere vermenigvuldiging van teksten. Net zoals later gebeurde met de uitvinding van de stoommachine, de fotografie en de toepassing van elektrische stroom, reageerden vele creatieve geesten ongeveer gelijktijdig op die nieuwe behoefte in de samenleving.
Het werd een communicatierevolutie: vanaf het midden van de 15de eeuw werden kennis en gedachten relatief eenvoudig en goedkoop verspreid, eerst met boeken en niet veel later door middel van kranten. Daarin liep Haarlem voorop. In deze stad bracht drukker Abraham Casteleyn in 1656 als eerste ter wereld een krant uit: De Opregte Haarlemsche Courant, zoals deze vanaf 1664 heette. Het is onder deze naam (Haarlems Dagblad, Opregte Haarlemsche Courant) de oudste nog bestaande krant ter wereld: in 2006 bestond zij 350 jaar.
In Haarlem ontwikkelde zich ook in later jaren een echte drukkerstraditie, met belangrijke drukkers als Coornhert, de familie Enschedé en Loosjes. Daaromheen bloeide ook een opmerkelijk rijk literair leven, met rederijkersgezelschappen als 'Trou moet blijcken' (dat in 2003 het 500-jarig bestaan vierde) en de latere 'Letterlievende Vereniging J.J. Cremer'. Daarnaast werkten en woonden er een groot aantal schrijvers in de stad: Willem Bilderdijk, Nicolaas Beets, Conrad Busken Huet, Lodewijk van Deyssel en Frederik van Eeden. Deze traditie werd ook in de 20e eeuw voortgezet met onder meer Godfried Bomans, Harry Mulisch, Menno ter Braak en Lodewijk Wiener. Haarlem heeft een letterlievende traditie om trots op te zijn.