Door Diederik Aten
De Alkmaarse economie kreeg een grote impuls door de landaanwinning. Vooral de droogmaking van de Heerhugowaard en het Schermeer waren heel belangrijk voor de de stad. Alleen maar rozengeur en maneschijn was de landaanwinning echter ook weer niet. Financieel gesproken leverden beide polders groot verlies op.
In de zestiende eeuw waren alle kleine meertjes rond Alkmaar al drooggelegd. In 1596 begon het echte grote werk. Dat jaar meldden zich onder aanvoering van de Alkmaarse landmeter en vestingbouwer Adriaan Anthonisz. nieuwe belangstellenden voor de herbedijking van de Zijpe, die tijdens het beleg van 1573 op bevel van Diederik van Sonoy onder water was gezet. Alkmaarse investeerders namen een belangrijk aandeel in het project. Dat gold ook voor de in 1611 drooggevallen Wieringerwaard. Daar speelde burgemeester Adriaen Maertsz. Coetenburgh een hoofdrol.
De belangstelling voor de landaanwinning valt goed te begrijpen. Er was grote vraag naar land en de grond- en pachtprijzen liepen al ettelijke decennia gedurig op. Het droogmaken van een meer leek daardoor een goed renderende investering. Geld was geen probleem omdat de Hollandse economie vanaf het einde van de zestiende eeuw razendsnel groeide, de befaamde 'Gouden Eeuw' kwam eraan. Na het succes van de Beemster (droog in 1612) was het hek van de dam. De bedijking van de Heerhugowaard en het Schermeer was nu eigenlijk alleen een kwestie van tijd. Bij deze twee meren stond er voor markt- en koopstad Alkmaar veel op het spel. Het ging erom greep op de boeren in de nieuwe polders te krijgen. Die moesten met hun zuivel en vee naar de Alkmaarse markten komen en hier ook hun inkopen doen. Gelukkig stond de stad sterk. Alkmaar had een doorslaggevende stem in de vergadering van de Staten van Holland als het om zaken in de naaste omgeving ging. En de Staten beslisten over de verlening van octrooien of concessies voor het droogmaken van meren.
De initiatiefnemers voor de bedijking van de Heerhugowaard (droog 1631) en het Schermeer (droog 1635) konden dan ook onmogelijk om Alkmaar heen. Steeds wisten de regenten zeer voordelige overeenkomsten te sluiten in ruil voor hun medewerking. Ze bedongen bijvoorbeeld dat alle wegen en vaarten in beide polders naar Alkmaar moesten lopen. Bovendien verkreeg de stad een aantal vaste zetels in de polderbesturen. Natuurlijk moesten die in de polderkamer op het stadhuis vergaderen. Bovendien bedong Alkmaar grote participaties in beide projecten. In de Heerhugowaard ging het om 465 hectare en in de Schermeer maar liefst om 630 hectare. Ook een hele serie burgers deed mee. Vooral de Schermer was overwegend een Alkmaars project.
Er werd echter ook heel wat afgemopperd. Het Schermeer vormde onderdeel van de waterverbindingen van Alkmaar met omliggende dorpen en steden. Hoe zou dat gaan als het meer was drooggelegd? Vele winkeliers vreesden verlies van klandizie. Bij de droogmaking betrokken regenten werden zelfs op straat uitgejouwd. Het stadsbestuur reageerde door de bedijkers van de Schermer te verplichten tot de aanleg van de Noordervaart met wegen aan weerszijden dwars door de Schermer van Alkmaar naar Schermerhorn.
Die enorme participaties in beide droogmakerijen braken de stad naderhand zwaar op. De bedijking van de Heerhugowaard kostte 1,2 miljoen gulden en de Schermer zelfs 2,5 miljoen. Alkmaar moest grote leningen afsluiten om aan haar verplichtingen te voldoen. Tot overmaat van ramp vielen de rendementen tegen omdat de grond in beide polders niet best was. De schulden stapelden zich op. Maar hier stond tegenover dat de boeren uit de Heerhugowaard en de Schermer door alle maatregelen vanaf het begin sterk op Alkmaar waren georiënteerd. Dat pakte uitermate gunstig uit voor zowel de kaasmarkt als de bezorgde winkeliers.