Eind achttiende eeuw vindt een revolutie plaats. Democratie en gelijkheid komen in plaats van corruptie en achterstelling. De Langstraat trekt hierbij landelijke aandacht.
Op 22 januari 1787 kwam in Sprang voor het rechthuis een groot deel van de inwoners en vele nieuwsgierigen uit de omgeving samen. De hervormingsgezinde burgers, die zich patriotten noemden, accepteerden niet langer dat het dorpsbestuur werd aangesteld door de ambachtsheer. Zij voerden een dorpsreglement in en wilden de verkiezing van de bestuurders volledig in handen van de inwoners brengen. Een door de bevolking gekozen college moest voortaan controle uitoefenen op het financiële beleid. In feite was deze actie een machtsgreep van de patriotten, een revolutionaire stap die landelijke aandacht kreeg.
Sprang behoorde evenals Waspik, Capelle, Besoyen en Baardwijk tot het gewest Holland. Het gewestelijk bestuur bestond uit achttien steden en de adel. Het platteland was niet vertegenwoordigd. Op lokaal niveau maakten ambachtsheren, schouten, burgemeesters en schepenen de dienst uit. Deze regenten beschouwden hun ambt vaak als privébezit en regelde het bestuur onderling. Veel belastingbetalende burgers waren hierdoor uitgesloten van inspraak in de bestemming van hun geld.
Vanaf 1783 lieten de patriotten in de Langstraat steeds meer van zich horen. Via verzoekschriften probeerden ze misstanden aan de kaak te stellen en veranderingen af te dwingen. Om dit kracht bij te zetten gingen de patriotten ook oefenen in het hanteren van wapens. In Sprang en in 's Grevelduin-Capelle werden exercitiegenootschappen opgericht. Ook in het Brabantse Waalwijk ontstond zo'n genootschap. Het initiatief kwam daar van een sociëteit 'Libertatis Amor' waar de leiders discussieerden over de politiek, de kranten bespraken en plannen beraamden voor herstel van de oude rechten en verbetering van het bestuur.
Een belangrijke rol in de Sprangse revolutie vervulde predikant Johannes Jacob de Merrée. Hij was commandant van het exercitiegenootschap en assisteerde bij de machtsgreep. Woordvoerder daarbij was een belangrijke inwoner, François van der Werken, die tevens drost van Baardwijk was. Hij beëdigde de nieuwe schepenen en burgemeesters en werd voorzitter van het college dat namens de inwoners het bestuur zou controleren.
Een vergelijkbare actie, maar minder radicaal, had drie weken eerder plaatsgehad in Besoyen. Daar werd als sinds jaren een van de twee burgemeesters gekozen door de inwoners. In de praktijk had het dorpsbestuur dit zich zelf toegeëigend. Onder leiding van predikant Pieter Willem Leemans was de opkomst bij de verkiezing massaal en werd een patriot gekozen om als burgemeester de dorpsfinanciën te beheren.
Opmerkelijk is dat katholieken en protestanten bij deze acties nauw samenwerkten. De patriotten vonden dat katholieken gelijke rechten moesten krijgen. Mede door hun acties werd Raamsdonk als zelfstandige parochie van Waspik afgesplitst.
Symbool voor het oude corrupte bestuur was de stadhouder, prins Willem V van Oranje. Zijn aanhangers bestonden uit aristocraten en lieden die meenden dat de prins door God gezonden was als beschermer tegen onderdrukkende regenten. In 1786 escaleerden de spanningen tussen orangisten en patriotten in de Nederlandse Republiek tot een burgeroorlog. De patriotten kregen in het gewest Holland steeds meer macht. Na Sprang volgden ook machtsgrepen in Amsterdam en Rotterdam. In augustus 1787 werd ook in 's Grevelduin-Capelle het zittende dorpsbestuur afgezet. De exercitiegenootschappen van Waalwijk, Sprang en Heusden assisteerden. François van der Werken trad ook hier op als aanvoerder.
Een lang leven was dit patriotse bewind niet gegund. Op 13 september viel een Pruisisch leger de Republiek binnen om de prins weer in zijn ambten te herstellen. In Waalwijk en Sprang werden tientalleen huizen van patriotten geplunderd door Oranjegezinde boeren uit Dussen en het Benedenland van Heusden.
Ook na het herstel van de stadhouder bleven de patriotten in de Langstraat actief. Een aantal Waalwijkers belandde in Den Haag achter de tralies omdat zij actief waren geweest als hulpsoldaat in Utrecht en bij de coup in Capelle. De belangrijkste aanvoerder was de Waalwijkse koopman Jan Pannebakker. Zijn aanhouding leidde bijna tot een opstand.
De meeste leiders van de patriottenbeweging waren naar Frankrijk gevlucht. Dankzij een effectieve lobby waren de Franse revolutionairen bereid in 1793 de gevluchte patriotten te helpen bij het bevrijden van de Republiek. Na een mislukte poging in het voorjaar van 1793, lukte het in de winter van 1794/95 wel om het stadhouderlijk bewind ten val te brengen.
Jan Pannebakker werd een landelijk bekend politicus en hielp bij het samenstellen van de eerste Nederlandse grondwet in 1798. Ook toen Napoleons Frankrijk na 1800 geleidelijk Nederland tot een vazalstaat maakte en uiteindelijk inlijfde, bleef Pannebakker actief. Hij stierf in 1812 als vrederechter.
In 1787 hadden lieden als Pannebakker, Leemans, De Merree en Van der Werken de basis gelegd voor het moderne Nederland: een eenheidsstaat waar katholieken, protestanten en joden dezelfde rechten hadden, waar het platteland en Brabant even zeer meetelden als steden en Holland, en waar democratie, vrijheid van meningsuiting en godsdienst de basis van het bestuur vormden.
Bijdrage: Joost Rosendaal