Wateroverlast als gevolg van de verstopping van de monding van de Oude Rijn mocht niet bestreden worden door de rivier af te dammen. Er moest een andere oplossing bedacht worden om het gebied aan de benedenloop van de Oude Rijn van overtollig water te verlossen.
De oplossing bestond uit het graven van watergangen van de Oude Rijn naar ten noorden van de rivier gelegen meren. De meestal uit het zuidwesten waaiende wind kon het overtollige water door deze watergangen naar de meren laten stromen en vervolgens naar het Spaarne en het IJ. Twee grote stormvloeden, in 1170 en 1196, maakten de afwatering gemakkelijker. De Zuiderzee ontstond. Het IJ, tot dan toe een binnenwater, kreeg een open verbinding met de Zuiderzee. De gemiddelde stand van het IJ werd lager en ging door het getij meer fluctueren. Hierdoor kon het water van de Oude Rijn gemakkelijker naar het noorden worden afgevoerd.
Een samenwerkingsverband van 15 ambachten (lokale bestuursdistricten op het platteland) aan beide zijden van de Oude Rijn zorgde omstreeks 1200 voor de totstandkoming van de Does en het zuidelijke gedeelte van de Zijl. Het graven en onderhouden van deze watergangen kon alleen met succes uitgevoerd worden door bovenlokale coördinatie. Er ontstond een organisatie die de werken inspecteerde en aan de ambachten onderhoudsverplichtingen oplegde. Hier ligt het begin van het latere hoogheemraadschap van Rijnland.
Kort na 1200 groeven de inwoners van het land van Woerden drie in elkaars verlengde liggende watergangen: de Heimanswetering, de Woudwetering en de Goog. Dit deden zij op grond van een overeenkomst tussen de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht. Als tegenprestatie voor het graven van deze watergangen, waardoor ook het overtollige water uit het land van Woerden naar het Spaarne en het IJ werd afgevoerd, moest de afsluiting in de Rijn verwijderd worden. In 1204 beloofde de graaf van Holland de Rijn niet meer te zullen afsluiten. De drie watergangen zullen toen klaar geweest zijn.
»Bijschrift bij de afbeelding:
De omstreeks 1200 gegraven Zijl (midden op de foto) voerde het
overtollige water uit de omgeving van Leiden naar het
noorden.