In de eerste helft van de 20ste eeuw bestond de taak van Rijnland uit de zorg voor de zeewaterkering (de duinen) en een aantal andere waterkeringen, (Spaarndammerdijk, IJsseldijk, Wierickerdijk, Hoge Rijndijk) en voor het op peil houden van de boezem. In toenemende mate trok Rijnland zich ook de waterkwaliteit aan. Pogingen waterzuivering bij wet te regelen dateerden al vanaf het begin van de 20ste eeuw. In 1965 voerde Rijnland een reglementswijziging door om zich ook formeel actief met kwaliteitsbeheer bezig te kunnen houden. Twee jaar later kwam er een heffingsverordening, waardoor Rijnland inkomsten verkreeg om de zuivering daadwerkelijk aan te pakken. In 1970 kreeg het hoogheemraadschap op grond van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO) wettelijk de waterzuiveringstaak toebedeeld.
Aan de totstandkoming van deze wet ging een voor het watermilieu zorgelijke periode vooraf. De bevolkingsgroei en de daarmee verband houdende industrialisatie pleegden in steeds grotere mate een aanslag op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het natuurlijk zelfreinigend vermogen van het water verloor de slag van het vuile water. Dit kwam, steeds vuiler en in steeds groter hoeveelheden, in het oppervlaktewater terecht. Het water stonk, het zuurstofgehalte verminderde sterk en waterdieren en -planten legden het loodje. Gemalen zorgden voor enig soelaas door waterverversing. Dit had echter ook verplaatsing van het probleem tot gevolg. De situatie werd in toenemende mate onhoudbaar. Daarom begonnen sommige gemeenten met het zuiveren van hun eigen afvalwater.
Rijnland nam na 1967 gemeentelijke zuiveringsinstallaties over en bouwde zelf zuiveringsinstallaties. Vervuilingsbronnen werden opgespoord en aan banden gelegd of verboden. Een groter problemen bleken de diffuse bronnen te zijn. Bij deze lozingen is het lozingspunt niet duidelijk aanwijsbaar. Voorbeelden zijn onder meer afvalwater, verontreinigd met bestrijdingsmiddelen en mest, neerslag vanuit de lucht, uitlaatgassen van autoverkeer, vliegtuigen en scheepvaart en verspreide ongerioleerde lozingen. De belasting uit deze bronnen is zo groot dat zij een bedreiging vormen voor het watermilieu. Rijnlands beleid is gericht op vermindering van deze verontreinigingen. Afvalstromen worden snel en bij de bron aangepakt.
Rijnland heeft een eigen laboratorium om de kwaliteit van water, waterbodem en afvalwater voortdurend in de gaten te kunnen houden. Ook wordt er onderzoek gedaan naar het leven van planten en dieren in het water.
»Bijschrift bij de afbeelding:
Fosfaatrijke wasmiddelen maakten de was schoon, maar het
oppervlaktewater vuil. Deze foto toont schuimend water in Katwijk
in de jaren '60.