En toen braken de dijken door... Het was de nacht van 31
januari op 1 februari 1953. Het stormde enorm en talloze dijken in
Zeeland, West-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden hielden het
niet.
Ongeveer 1800 mensen vonden de dood. 72.000 mensen raakten dakloos.
200.000 hectare land stond onder water.
Het was een nationale ramp
Er kwam hulp uit het buitenland en heel Nederland zamelde kleding en geld in voor de slachtoffers. De mensen die (nog) niet naar huis konden, werden gastvrij ontvangen bij andere Nederlanders. Maar de ramp had nog veel erger kunnen zijn. De Zuid-Hollandse dijken hadden ook door kunnen breken. In dat geval zouden er misschien wel 30.000 mensen zijn verdronken. Dan waren een miljoen mensen dakloos geworden. Want achter de Zuid-Hollandse dijken ligt het laagste deel van Nederland. Daar, bij de Hollandse IJssel, zou het water op veel plaatsen minstens zeven meter hoog hebben gestaan.
Dat mocht natuurlijk nooit meer gebeuren
Om te voorkomen dat zoiets ooit nog eens zou gebeuren, werd snel begonnen met de Deltawerken. Vóór de watersnood waren er al plannen om de kust te verstevigen. Maar toen kwam de Tweede Wereldoorlog en daarna werkte iedereen keihard om Nederland weer op te bouwen. Aan de versteviging van de kust waren ze gewoon nog niet begonnen.
Alle zeegaten gaan dicht, op één na
Het was een enorm project! Er zouden dammen worden gebouwd
tussen alle eilanden van Zeeland en Zuid-Holland. De zee- en
rivierdijken moesten worden versterkt en er zou ook een
stormvloedkering in de Hollandse IJssel komen.
Terwijl er aan de Deltawerken werd gewerkt, kwamen ze erachter dat
het niet slim was om alle zeegaten in Zeeland af te sluiten. De
natuur in de Zeeuwse delta was heel bijzonder. Als alles werd
afgesloten, zou die speciale natuur van Zeeland verdwijnen. Daarom
kreeg de Oosterschelde een stormvloedkering. Alleen in geval van
nood gaan de openingen dicht.
De Westerschelde was het enige zeegat dat niet werd afgesloten. Dat
kan ook niet, want de Westerschelde is de toegang tot de havens van
Antwerpen en Gent. Daarom zijn hier alleen de zeedijken zwaar
verstevigd.
Veiliger en veel beter
Dankzij de Deltawerken is Zuidwest-Nederland stukken beter
beveiligd tegen overstromingen. Tegelijkertijd hebben de nieuwe
bruggen en dammen de Zeeuwse eilanden beter bereikbaar gemaakt. Er
kwamen meer bedrijven en veel meer toeristen. Daardoor kon Zeeland
zich goed ontwikkelen.
De Watersnoodramp van 1953 maakte duidelijk hoe kwetsbaar Nederland
is. Grote delen van ons land kunnen overstromen en wateroverlast
krijgen. We weten nu ook dat het gevaar niet alleen van zee komt,
maar ook van de grote rivieren die dwars door Nederland
stromen.
Het klimaat verandert en het water stijgt
Klimaatverandering zorgt ervoor dat de hoeveelheid neerslag in
Europa steeds meer op en neer gaat, en daarmee het
waterpeil in de grote rivieren óók. In 1993 en in 1995 was de
toestand in Nederland weer gevaarlijk: bijna overstroomden de grote
rivieren.
Een groot aantal dijken zijn daarna verzwaard. Maar steeds hogere
dijken bouwen is niet de oplossing. Veel waterbouwkundigen vinden
dat de rivieren meer ruimte moeten krijgen. Ze willen dat er niet
meer gebouwd wordt in de uiterwaarden en dat er
noodoverloopgebieden moeten komen. Dat zijn gebieden waar het water
naartoe kan als de rivieren te hoog staan.
Volgens hen moeten we leren leven mét het water in plaats van
strijden tegen het water.
(bron: www.entoen.nu)