Al duizenden jaren geleden woonden er mensen in het gebied dat nu tot de gemeente Utrecht behoort. In het mesolithicum, oftewel de middensteentijd, zo'n 10.000 jaar geleden waren dat jager-verzamelaars. Ze leefden van de jacht en het verzamelen van wilde vruchten, noten en groenten en woonden in tijdelijke kampjes. Hun gereedschappen waren van vuursteen.
Zo'n 5000 jaar geleden begon dat te veranderen. Langzaam schakelden de mensen over naar landbouw en gingen metalen gereedschappen gebruiken. In deze 'bronstijd' woonden de mensen veelal in grote losstaande woonstalhuizen. Daaromheen lagen de akkers en weidegronden waar schapen, geiten, runderen en varkens liepen. In de winter werden de dieren in huis gestald en zorgden zo voor warmte en mest. Het nabijgelegen bos leverde hakhout. Daar liepen ook herten en elanden, waarvan de geweien werden gebruikt om gereedschappen te maken.
Bij een archeologische opgraving uit 2006 werden in een oude geul bijna twintig stukken gewei aangetroffen. Gezien de vele snij- en haksporen ging het om afval van een plaatselijke ambachtsman die gereedschappen maakte. Eigenlijk maakte de bronstijdmens allerlei gebruiksvoorwerpen van wat er in de buurt aanwezig was. Zo werden er van de pelzen van beren en bevers kleding gemaakt. Overigens zijn er in Utrecht maar weinig bronzen gereedschappen uit de bronstijd gevonden. Er was hier dan ook waarschijnlijk maar weinig brons te krijgen. Archeologische vondsten worden onder meer gedateerd via de C14-methode.
IJzertijd
In de IJzertijd (800 voor Chr. tot begin van de jaartelling) veranderde er aan de huizen weinig, maar was door ontginningen het landschap ingrijpend veranderd. De boerderijen stonden nu tussen de akkers en weiden, in een vrij open landschap. Het bos was grotendeels gekapt en jagen en verzamelen gebeurde nauwelijks nog. De huizen lagen vaak aan de rivier. Die werd gebruikt als drenkplaats voor het vee, voor de afwatering van het erf en soms ook als offerplaats. Toch was het ook gevaarlijk om te dichtbij de rivier te wonen. Als de rivier buiten zijn oevers trad, kwamen de erven met de huizen erop onder water te staan. Als dat gebeurde werden er nieuwe huizen hoger of op een veiliger afstand van de rivier gebouwd. Zo verplaatsten de erven zich door het landschap. De huizen gingen trouwens niet veel langer mee dan dertig jaar. Een nieuw huis werd nooit op dezelfde plek als het oude gebouwd, maar vaak wel dicht in de buurt van het oude erf.
Rond het begin van de jaartelling arriveerden hier de geletterde Romeinen. Daarmee was de Utrechtse prehistorie voorgoed voorbij…