In onze gemeente was vóór 1700 al sprake van meerdere tollen. Twee tollen, die eigendom waren van de stad Utrecht, zijn het meest bekend: één bij Vreeswijk en één bij Jutphaas. En deze hielden de gemoederen aardig bezig ...
Bij begrippen als 'tol', 'tolweg' denkt men aan landen als Frankrijk, Oostenrijk en Italië. Maar ook in eigen land moet tol worden betaald, denk bijvoorbeeld aan de Westerscheldetunnel in Zeeland. In de Romeinse tijd was al sprake van een tolstelsel. Het woord 'tol' stamt af van het Latijnse woord teloneum en betekent doortochtgeld. Tollen waren meestal gelegen op strategische punten langs (water)wegen. Er werd onder meer tol geheven op vervoermiddelen en op de lading daarvan. Zelfs voor voetgangers en vee moest nu en dan tolheffing worden betaald. Het geïnde tolgeld was meestal bestemd voor het onderhoud van de betreffende weg.
Tollen in Vreeswijk en Jutphaas
De Vreeswijkse tol heeft aan de ingang van het dorp gestaan, bij
Dorpsstraat 2. Nu staat daar het in 1887 gebouwde huis De
Tolgaarder. Deze tol is indertijd gesticht om gelden bijeen te
brengen voor de herbouw van de Hervormde Kerk te Vreeswijk, die bij
de inval van de Fransen in het Rampjaar 1672 was verwoest, en
daarnaast ook voor het onderhoud van de straatweg van Vreeswijk
naar Utrecht.
Tussen 1881 en 1892 is bij Vreeswijk vanaf De Wiers tot
aan de Lek een nieuw kanaaldeel gegraven, ook is toen de
Koninginnensluis gebouwd. Na de voltooiing van deze werkzaamheden
liep de verkeersroute van en naar het zuiden niet meer door het
dorp, maar via de Handelskade. Omdat de stad Utrecht de inkomsten
van de tol niet wilde missen werd hij in 1887 van de Dorpsstraat
verplaatst naar de Jutphasestraatweg, ongeveer ter hoogte van de
huidige Gravin Adalaan. De tol bij Jutphaas lag aan de huidige
Herenstraat nabij huisnummer 1. Deze tol moest geld opleveren voor
het onderhoud van de Rijndijk (nu Utrechtsestraatweg) tussen
Jutphaas en Utrecht. De tolgaarder hiervan was in dienst van de
gemeente Utrecht. Naast het onderhoud van de tol, was hij ook
belast met het innen van de tolgelden. Deze tol is later verpacht
aan de meest biedende. Toen het autoverkeer toenam, heeft een
slimme tolbaas zijn werk gecombineerd met dat van pomphouder en
daar een benzinepomp neergezet.
Weerstand tegen de tollen
De inwoners van Jutphaas hadden vrijwel geen problemen met de tol,
omdat ze weinig buiten het dorp kwamen. Maar rond 1900, toen
kerkgangers al een aantal jaren met de tolheffingen waren
geconfronteerd, ontstond er weerstand. Onder andere de hoogte van
de tolheffingen veroorzaakte veel wrevel. Er werd daarom
aangedrongen op afschaffing van de tol. De gemeente Utrecht hield
zich echter doof en reageerde niet. In de twintiger jaren en de
jaren 1930 en 1931 is veel actie gevoerd tegen de Jutphase tol,
maar ook in Vreeswijk bleef het niet rustig. Mensen uit de gehele
omgeving hebben aan de acties deelgenomen. Soms was er sprake van
strijd en braken er vechtpartijen uit. In een bericht in de
Utrechtsche Courant van 3 januari 1931 wordt gesproken van
'de "tolbestorming" op Zaterdag, 20 Dec. 1930'. Daarbij zou zelfs
geschoten zijn door de Jutphase Rijksveldwachters. Ook heeft men de
tolbomen van de Jutphase tol wel eens doorgezaagd en in de Vaartse
Rijn gegooid. Een andere vorm van protest was dat veel
automobilisten tegelijk de tol wilden passeren. Als dan voor de
drie stuivers tolgeld door elke bestuurder met een briefje van 100
gulden werd betaald, was de tolgaarder snel door zijn wisselgeld
heen. Over de onhoudbare toestanden rondom de tollen van Vreeswijk
en Jutphaas stelde het Tweede-Kamerlid Van Rappard zelfs negen
vragen aan de toemalige Minister van Waterstaat, Hein Vos (kabinet
Beel I).
Eenmalige tolopheffing
De Jutphase tol is eenmalig voor een korte tijdsduur opgeheven. In
De Telegraaf van 2 mei 1934 verscheen daarover het
volgende bericht: "Het gemeentebestuur van Utrecht heeft besloten,
den tol bij den ingang van de gemeente Jutphaas op te heffen...
Voor den tijd van 3 ½ uur! In verband met de opening der
Persilfabriek te Jutphaas op Woensdag 2 Mei a.s. zal n.l.
van 9.30 tot 1 uur geen tolgeld worden geheven." In dezelfde krant
publiceerde de volksdichter Clinge Doorenbos onder de titel zelfs
een gedicht van vijf coupletten over de dwaasheid van
tolheffing.
Eenige uren modern
Daar is er een tol in jutfaas
Paskwillig en lastig en dwaas.
Wat men daar ook probeert,
Hóe men ook requestreert
Hij wil niet verdwijnen helaas.
Daar kwam in jutfaas op 2 Mei
Een mooi, nieuw fabrieksgebouw bij En
ter eer van dat feit Heeft m' in Utrecht
gezeid: Vandaag is de toldoorgang
vrij.
Van hallef tien tot 's middags één
Mag ieder er tolvrij doorheen. Maar
daarná komt dan weer Het geplaag
van weleer: Weer tandengekners en
geween.
Het is een verheugend bericht,
Een mooi, snel-verkeerig gezicht.
Maar heel kort is 't plezier 't Duurt
maar veertien kwartier
En dan gaat het kooitje weer dicht.
Dan stoppen wij weer allemaal
Voor dien dertiende eeuwachtigen paal.
Na getoeter, gefluit
Sloft de tolbaas er uit,
Een schrijnend en schreeuwend schandaal.
Uiteindelijke opheffing
De Vreeswijkse en de Jutphase tol zijn op 1 februari 1947
definitief opgeheven. Daardoor was de weg Vreeswijk - Jutphaas -
Utrecht na vele eeuwen eindelijk tolvrij. Bij het buiten gebruik
stellen van de tolbomen speelden de muziekverenigingen. Kunst
na Arbeid uit Vreeswijk en Cornelis Galesloot uit
Jutphaas 'In naam van Oranje doe open de poort'. Pas op 1 april
1953 heeft de Nederlandse regering alle gemeentelijke tollen
afgeschaft.