Tot 1285 had Utrecht een directe scheepvaartverbinding met de Lek. Schepen voeren via de Vaartse Rijn naar de Hollandsche IJssel, die toen nog een open verbinding met de Lek had. Maar in 1285 scheidde Hollandse graaf Floris V (1254-1296) de (wat nu heet: Enge) Hollandsche IJssel van de Lek, door een dam aan te leggen bij het buurtschap Hoppenesse (thans het Klaphek).
Nieuwe verbinding met de Lek
Dat noodzaakte de stad Utrecht een nieuwe scheepvaartverbinding
met de Lek. Daartoe werd vanaf Jutphaas een nieuw kanaalvak
gegraven naar Vreeswijk, de zogeheten Nieuwe Vaart. Daarbij maakte
men gebruik van een deel van de Schalkwijkse Wetering die omstreeks
1135 tot de Vaartse Rijn bij Jutphaas was doorgetrokken. Het kanaal
eindigde bij de Wierse rug in de omgeving van de huidige Wiersdijk
waar een dam werd gelegd, waar een tol kwam en de goederen werden
overgeslagen. Dat de stad Utrecht voortvarend te werk ging, bleek
als in 1286 dit kanaalvak al werd genoemd. Het kleine buurtschap
dat daar ter plekke ontstond werd de Nyevaart genoemd.
Riskante onderneming
Het kanaalvak direct op de rivier de Lek te laten aansluiten, was
in die tijd een riskante onderneming die men nog niet aandurfde.
Wel is er waarschijnlijk aan de andere kant van de dam al een water
geweest of toen gegraven, dat de verbinding met de Lek vormde.
Bijna een eeuw later, in 1373, had men kennelijk wel het lef en de
kennis om die, zo zeer verlangde, verbinding tot stand te brengen.
In dat jaar groef de stad Utrecht 'een diept van der Nyevaert
totter Groter Wade (de latere Liesbosch) toe, ende leyden daer twe
slusen van hout op de Nyevaert.' Die eerste sluis moeten ongeveer
op de plaats van de binnenkolk van de huidige Oude Sluis hebben
gelegen.
Technisch hoogstandje
De bouw was een technisch hoogstandje, zeker in de onmiddellijke
nabijheid van een rivier. Er moest een tamelijk diepe bouwput
worden gegraven die gedurende lang tijd droog moest blijven. In
Vreeswijk, waar de nieuwe sluis in het dijklichaam van de Lekdijk
(de huidige Molenstraat en de Lekstraat) werd gelegd, moest aan de
rivierzijde een extra dam worden aangebracht die tijdelijk de
functie van dijklichaam had. De eerste sluis bestond uit een kom
met houten beschoeiing aan weerszijden afgesloten met een
schotconstructie waarin een hefdeur, die met behulp van boven de
schotdeuren aangebrachte windassen kon worden opgehesen. Over de
afmetingen van de sluis is weinig bekend, maar algemeen wordt
verondersteld dat de breedte ter hoogte van de schotdeuren niet
veel meer dan vier meter hebben bedragen.
Verbetering
In 1478 kwam een belangrijke verbetering tot stand. De oude houten
sluis werd vervangen door een stenen sluis, die aanmerkelijk groter
was om de doorgang van steeds groter wordende schepen mogelijk te
maken. De scheepsbreedte was in die tijd toegenomen tot ca. 6
meter. De constructies waarin de schotdeuren hingen (spuitorens)
werden nu ook in steen uitgevoerd.
Tweede schutkolk
In 1482 werden de sluis en de daarbij, ter beveiliging van de
sluis, door de gilden van Utrecht gebouwde Gildenborch door
oorlogshandelingen vernield. In april 1484 werd besloten de sluis
te herbouwen. In 1561 ging men over tot de bouw van een tweede
schutkolk (de buitenkolk). Daarvoor waren twee redenen: men wilde
met de bouw van deze tweede, buitendijks gelegen, schutkolk het
sluizencomplex in de hoofdstroom van de rivier brengen (ter
vervanging van het sluishoofd) en men wilde meer veiligheid. De
binnenkolk was namelijk krakkemikkig geworden en bood niet langer
een veilige beschutting tegen het water van de Lek. In de loop van
de eeuwen bleef de sluis een voortdurende bron van zorgen en waren
veel reparaties noodzakelijk. In 1654 kreeg de 'middelspuy'
puntdeuren en kwamen er valbruggen. Vanaf dan werd het mogelijk de
sluis te passeren zonder het strijken van de mast.
Volledige vernieuwing
Op 6 mei 1815 perste het rivierwater met grote kracht
onder de vloer van de binnenkolk door, de derde waterkering. Dit
zou, uiteindelijk, leiden tot de volledige vernieuwing van de sluis
waarmee in 1821 werd begonnen en die, na het overwinnen van vele
moeilijkheden en problemen, in 1824 gereed kwam. Het is de sluis
zoals die nu nog beeldbepalend is voor het vroegere
Vreeswijk.