Het dorp De Bilt heeft zijn ontstaan te danken aan de Steenstraat, een deel van de belangrijke handelsroute die van Utrecht naar Keulen liep. Tijdens opgravingen op de hoek van de Tuinstraat en de Burgemeester De Withstraat werden paalgaten en een stenen vloertje gevonden. Dat betekent dat daar een ondiep gefundeerd houten huis met een stenen stookvloer heeft gestaan. Dankzij aardewerkscherven kon dat huis gedateerd worden in de 13e eeuw. Het zal een van de zeldzame bouwsels zijn geweest. De eerste vermelding van De Bilt dateert uit 1307 toen geschreven werd: 'Op die bilt wart ien man doit gehesclegen'. Iemand was dus in De Bilt doodgeslagen. De naam De Bilt is waarschijnlijk afgeleid van het woord bult dat op een verhoging in het landschap duidt.
De abt van het klooster Oostbroek was bestuurder van het gebied. Hij mocht (tijns)-belasting innen en rechtspreken. Ook zat hij voor tijdens de zogenaamde 'bu(e)renrechtspraak' waarin geoordeeld werd over kleine strafzaken. In het begin van de 14e eeuw was er sprake van 'bueren, lantghenoeten of tinsghenoeten'. In 1366 werd er melding gemaakt van een schout. In 1375 was dat Jacob Blavout 'scout op ter Bilt in des Abts Gherechte van Oestbroeck'. De schout hield zich, in naam van de abt, bezig met wereldse zaken, bijgestaan door schepenen die jaarlijks gekozen werden uit de mondige mannelijke bevolking. Op de hoek Kapelweg/Dorpsstraat vanouds Steenstraat was omstreeks 1470 een bakstenen gebouw te vinden dat als huis van de schout heeft gediend.
In 1372 werd het gehucht De Bilt, net als Amerongen, Doorn en Zeist, slachtoffer van brandstichting door de hertog van Gelre. Waarschijnlijk stonden er in die tijd tegenover het Vrouwenklooster een aantal (houten) huizen. In 1580 werd ten gevolge van de Reformatie het klooster Oostbroek afgebroken. De abt verloor zijn rechten. In De Bilt was geen kerk. De katholieken moesten van schuilkerken gebruik maken. De protestanten kerkten meestal in Zeist of Blauwkapel. In het dorp De Bilt veranderde er aanvankelijk niet veel. De schout, zeven schepenen en een secretaris vormden het plaatselijk bestuur. Na 1580 werd de aanduiding 'Oostbroek en De Bilt' meer en meer gebruikt als aanduiding voor het gerecht.