Toen op 10 mei 1940 het Duitse leger Nederland binnen viel, wilde de regering als verdediging de Hollandse Waterlinie inzetten. Op het grondgebied van Maartensdijk liggen 4 Forten. Het terrein om de forten zou onder water worden gezet. In dat innundatie-gebied lagen de dorpen Achttienhoven, Westbroek en Groenekan. Die moesten worden geëvacueerd. Een gigantische onderneming. Alle bewoners moesten vertrekken, een deel naar Maartensdijk, een deel naar Alkmaar. Het melkvee zou worden overgeplaatst naar Woerden. Voor paarden, varkens, schapen en geiten werden geen maatregelen genomen. Elke boer besliste zelf hoe hij de dieren achterliet. Huisdieren moesten thuis blijven. Elke boer kreeg een lijst met de nummers van zijn vee. Op 13 Mei, bij zonsopgang, vertrok het vee. Het eerst vertrokken de koeien van boeren achteraan de Kerkdijk in Westbroek en steeds sloot het daarop volgende vee aan. De dieren van Achttienhoven sloten de rij. Zo sjokte de lange rij koeien achter elkaar aan over de dijk. In Woerden werd het vee verzameld op de markt en later verdeeld over veehouders in de buurt. Intussen maakten de vrouwen zich klaar voor hun vertrek naar Maartensdijk. Per persoon mocht men 30 kilo bagage meenemen en eten voor 2 dagen. De Groenekan inwoners gingen naar gezinnen in Maartensdijk en Hollandsche Rading. De Westbroekse gezinnen wachtten op het station Maartensdijk op hun trein naar Alkmaar. Deze treinen kwamen pas de volgende dag, waardoor de mensen met hun kinderen de hele nacht in de open lucht doorbrachten. Ze werden bij gastgezinnen in Alkmaar opgevangen, maar hun verblijf zou echter van korte duur zijn. Na het bombardement op Rotterdam, capituleerde Nederland al een dag na hun vertrek. De inwoners konden weer huiswaarts keren. Door vervoersproblemen gingen de families pas op 19 mei naar huis terug. Dankzij de lijsten, kwamen ook de koeien uiteindelijk in hun eigen stal terug.
Een trieste bevrijdingsdag in Westbroek
De ochtend van 5 mei, de Bevrijdingsdag, begon in Westbroek feestelijk. Mensen kwamen naar buiten, zochten de vlag op. Het was een stralende dag. In het dorp was ook een verzetsgroep, die de opdracht kreeg de Duitsers te ontwapenen. De meeste soldaten hadden hun wapens al neergelegd, maar een groepje officieren weigerde dat. Deze officieren werden afgevoerd naar het gemeentehuis en opgesloten in de burgemeesterskamer. Toen werd een fatale fout gemaakt. Men vergat de telefoon af te sluiten en de officieren belden met hun hoofdkwartier in Bilthoven. Na korte tijd verschenen er pantserwagens in het dorp. Een wachtpost van het verzet had een machinegeweer bij het eerste bruggetje gezet en was volkomen verrast. Hij begon te schieten. Dit was het begin van een dramatische schietpartij, waarbij acht verzetslieden om het leven kwamen. De mannelijke bevolking werd opgepakt en naar Utrecht afgevoerd. De Duitsers brachten enorme vernielingen in de huizen aan. Hierna volgde een angstige nacht. De volgende dag kwamen de mannen weer ongedeerd thuis, maar deze gebeurtenis bleef een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het dorp.